top of page
  • Writer's pictureStefaan Segaert

2009 Albanië



De adelaar in mezelf in de rand van Europa Treinreis naar Albanië Voldoende variatie organiseren, het mantra waarmee ik in Lokeren om 5u41 op de trein stap naar Tessaloniki. Ik ben vertrokken voor 40 uur reistijd, het kon een kwisvraag zijn. De trein scheurt zich door Duitsland, saai maar comfortabel. Morgen is het omgekeerd : door Servië en Macedonië, inefficiënt maar ogen te kort om alles op te nemen. Patti Smith en straks Tom Waits op de Mp3. Niets moet vandaag, alleen tijdig overstappen vanuit Frankfurt naar München richting Oostenrijk. Misschien is dat wel mijn ultieme verlangen ? Quality time, een olijf en een boek van Ismail Kadare op tijd. ‘Ne goestedoender’, noemt mijn immer grappige collega Glenn dat. Voor het eerst contact met medereizigers. Mijn pot mosterd en pruimenconfituur vallen uit mijn rugzak in twee verschillende richtingen. Twee dames bezorgen me het goedje terug, daar blijft het bij. Voorlopig geen gesprek over de Balkan of over de Griekse eindbestemming. Kroniek van een stenen stad’ leest als een Duitse trein. Verhaal van Kadare speelt zich voor, tijdens en na de tweede oorlog in Albanië af. Achtereenvolgens de Italianen, Grieken, Britten en Duitsers zwaaien er de plak. Eén passage is extra hilarisch : “Gisteren is de gevangenis gesloten. De gedetineerden hebben de Griekse autoriteiten bedankt en zijn ieder hun weegs gegaan” (p.111). Pagina 112 staat te lezen : “Alle gedetineerden dienen zich bij de gevangenis te melden om de rest van hun straf uit te zitten”. De Italianen hebben op dat moment de Grieken weer verjaagd. Villach in Oostenrijk. De reis begint nu pas. De restanten van het communisme zijn daar. Voor tien euro een couchet zonder licht en verwarming tot in Belgrado. Ik moet achtereenvolgens door Slovenië, Kroatië en Servië. Dat betekent meerdere paspoortcontroles, ik leg de verwachtingen van de nacht erg laag om frustraties te voorkomen. Ook warme soep is aan boord niet te vinden. Joegoslavië , here we come ! De treinbeambte duwt me een gratis pakketje met zeep en ziekenhuisslofjes in de handen. ik stap uit in RANKOVCI waar de trein naar Skopje en Tessaloniki me oppikt. In een Servische pizzahut krijg ik (opnieuw) een traktaat van koffie, soort cognac en een glas water. De blonde uitbaatster op leeftijd helpt me om 20 euro in Dinars te wisselen bij de krantenkiosk. Daar kan ik me dan weer mee bevoorraden van halfwarme pizzalappen, yoghurt en koffiekoeken. Reizigers worden altijd vooruit geholpen. Het taalprobleem blijft : als ik me tot drie keer toe bekend maak als Belg vraagt de Servische of ik Engelsman ben … Met een slakkegangetje gaat het richting NIS. Zelfs vanuit de trein is de omgeving van Stalac en Parasin erg de moeite waard. Naarmate Belgrado verder verwijderd is, komt er meer reliëf in het landschap en nemen de bossen toe. Twee hartelijke tachtigers nestelen zich om halftwee in mijn coupé. Het gebruikelijke handen-en voetenwerk. Ik schakel over op primitief Italiaans : vier bambino, mangare doelend op de inhoud van mijn rugzak en gute madame (Sofie dus). Jammer dat ik geen gesprek kan beginnen over Tito, Milosevic, Kosovo. Zon schijnt, rivier kronkelt, verbreedt, versmalt, alleen maar bos. Dit is dus de groene buik op de kaart van Servië. Op de rit van Skopje naar Veles voor het eerst een zeer uitgebreid gesprek gehad met Todor Cvetkovski. De ineengestorte zware industrie van Veles zorgt voor een enorme werkloosheid in zijn stad. Ook een enorme drugstraffiek tussen Frankfurt en Veles. Zijn zoon speelde bij de nationale voetbalploeg. Al liftend en door toeristen op te zoeken in Veles ontwikkelde hij zijn perfect Engels, een troef die hem in zijn Amerikaans bedrijf goed van pas komt. Macedoniërs zijn met twee miljoen en er is nog een lange weg richting de Europese Unie af te leggen. Hij noemt de armoede, gebrek aan sportinfrastructuur en de economische crisis. Er worden foto’s genomen en e-mailadressen uitgewisseld. Nog drie uur treinen. Het contrast tussen de sjieke hotelsuite en de slaapcoupé van de Serven is immens. Ik slaap diep, binnen de 5 minuten. Geen barre winterse omstandigheden voorlopig maar een meer dan aangename herfstzon. Albatrans, de busmaatschappij die op Tirana rijdt wil me voor 29 euro tot aan de hoofdstad brengen. Ik verbaas me over de vele Aziatische kledijwinkels, ik herken ook veel Albanese tronies in de buurt van het station. Tessaloniki is een enorme smeltkroes. Deze namiddag mag ik de fiets van Cristina Vessoules gebruiken, ben van plan het onderste uit de kan te halen. Any way the wind blows … Twee lekke banden gooien roet in het eten. Ik strand tussen baanwinkels op weg naar Chaldikiki. Dan maar stadsverkenning te voet vanaf Aristoteles Square. Oude Romeinse site’ en even later zit ik midden in een Grieks-ortodoxe eredienst. De overgave waarmee priesters met en zonder hoge zwarte mijter worden aangeraakt door gelovigen is werkelijk fascinerend om zien. Hun lange volle zwarte baarden zijn helemaal in harmonie met hun al even zwarte habijt. Ik ben de enige niet-gelovige denk ik, in deze bomvolle kerk. De kerk lijkt hier ook nog springlevend. Het houten gebinte, de enorme luchters, het goudbladige altaar. Handgeklap als één van de vele priesters wordt gewijd. Een schietgebed (voor winst van Club Brugge) durf ik wel eens prevelen, maar deze overgave is mij vreemd. Wat me wel raakt zijn hun schitterende harmonieuze gezangen. Ik zou uren kunnen luisteren. Tijdens het avondmaal met de Griekse delegatie snijden we vele kritische issues aan. Migratie is daar één van. In Griekenland leven meer dan 1 miljoen Albanezen, de tweede generatie is evenwel wonderwel geïntegreerd volgens Robert van Athene. Toch vertelt Dimitri dat een bezoek aan Tirana 10 jaar geleden hem 50 jaar terug katapulteerde. “De Albanezen zijn een spiegel van hoe wij enkele decennia geleden waren, een spiegel van de duistere kant van de Grieken”. Het klinkt erg aangebrand, ware het niet dat ik me hier in het gezelschap bevind van een uitgesproken links publiek. Dimitri en zijn vrouw stemden voor de Groenen bij de laatste verkiezingen (de groenen kwamen 0,5% tekort voor de kiesdrempel van 3%). Ook in 2006 hoorde ik dat de Griekse structuren eigenlijk totaal onaangepast zijn aan de migratiegolven van Oost-Europeanen, Pakistanen, Indiërs en Russen. Duiden van dergelijk pijnpunt lijkt me een betere benadering dan het demoniseren van groepen. Bij de laatste verkiezingen scoorden de kommunisten nog altijd zeven procent. “Ze verdedigen belangrijke sociale rechten en hebben niets met Stalin van doen”, zegt Maria, een jonge pol & soc-studente. We maken ook sprongen naar het thema jeugdbeweging. Ik hou een vurig pleidooi voor deze democratisch gestuurde beweging van jonge mensen, plek waar talenten kunnen ontwikkeld worden. Chiro of scouts is hen totaal vreemd. Ik krijg de Grieken moeilijk overtuigd van het positief belang van deze gemeenschapsvormende structuren. De familiewaarden zijn voor de Grieken nog zo sterk dat ze in het weekend als ouders alle tijd met hun kinderen doorbrengen. Civil society heft hier een heel andere betekenis. Ik leid dat ook af uit de manier waarop het onderwijs is georganiseerd. Zeer gesloten dus. Zonder ouderparticipatie. Er zijn bijvoorbeeld geen speeltuigen of basketbaldoelen op een Griekse speelplaats te vinden. Verboden te spelen wegens gevaar op schrammen. Ik kan mijn oren niet geloven. We hebben het hier trouwens over nationale richtlijnen. De frustratie bij de inwoners van Tessaloniki over het ‘centraal gezag’ in Athene is trouwens groot. Zeer vergelijkbaar met hoe de Roemenen van Timisoara zich het kneusje van Boekarest voelen. Zo kabbelt de maaltijd verder over voetbal, de winst van de socialisten bij de laatste verkiezingen, het gebrek aan kinderopvang tussen nul en drie jaar. Zonder steun van je ouders red je het niet als je als vrouw of man aan slag wil blijven. Ook Theodorakis is geliefd. De Grieken hebben me intussen overhaald om vrijdag naar de gevangenis van Diavata te trekken. Planning overhoop. Een workshop met de gedetineerden geeft de doorslag. Gevolg is dat ik met de nachtbus van 21u30 naar Albanië moet en om 5u30 in Tirana arriveer. Dolle zombiepret dus. Seminariedag. 300 mensen vullen de zaal. Het voormiddaggedeelte is razend interessant, niet omwille van de Griekse uiteenzettingen waar ik geen kneit van begrijp. Maar vooral door de knappe professor Olga Themeli, criminoloog aan de faculteit van psychologie in Kreta. De gevangeniswereld kent ze als haar broekzak. Drugs(dealing en productie) samen met de eerwraakgerelateerde criminaliteit zijn de voornaamste misdrijven op Kreta. Ze studeerde ook zeven jaar aan de vrije universiteit van Utrecht waar ze Ad Kerkhof leerde kennen. Via hem specialiseerde ze zich in (preventie van) zelfdoding en detentie. Toch maar eens de coördinaten aan Hans en Bart van Gent doorgeven. Ze was ook in Tirana, Elbasan en Shkodra met als reden kinderrechten. Focus : de problematiek van mensenhandel van Roma-kinderen in de driehoek Albanië – Griekenland-Italië. Kinderen die bijvoorbeeld in Milaan worden ingezet om ’s nachts bloemen te verkopen, te bedelen aan stoplichten. De Panorama-uitzending over Roemeense Romakinderen in Spanje, alle maffia en geld dat dit mee- en opbrengt ligt nog vers in mijn geheugen en de parallellen zijn legio. Olga is bezorgd om de huidige Griekse politieke situatie ook al heeft links de verkiezingen gewonnen. De massale protesten van het afgelopen jaar komen niet meer ter sprake, het debat is totaal stilgevallen. Het is (bang) afwachten hoe de nieuwe regering haar sociale agenda zal invullen, maar gerust is ze zeker niet. Een andere prof schetst de Europese ‘Life Long Learning’-agenda en blijft maar doorratelen, 1000 woorden per minuut, ver over zijn tijd. Olga ergert zich aan de Griekse ‘last minute’-stijl. Deze dame zwierf net teveel over Europa om nog te kunnen aanvaarden dat Grieken nu eenmaal alles op de ‘laatste stekke’ regelen. Time-management is hier inderdaad onbestaande, chaos is er des te meer. In de namiddag verlaat ik het hotel en ga terug stappen, de stad even verlaten … Wandeling langs de zee van Litochoro naar Leptokaria gemaakt, achttal kilometer. Op de rest van de treinrit naar Larisa start ik met het lezen van ‘Albanese Lente’. Weet niet goed hoe het komt maar om één of andere reden komt er veel verdriet in me boven. Kadare vraagt en krijgt een gesprek met Ramiz Alia in 1990. Met een immense moed en luciditeit brengt hij de politieke gevangenen ter sprake. Hij verwijt de regering niet in koeien voor de boeren te willen voorzien. Hij vraagt zich scherp af hoe lang de officiële idolatrie van Stalin nog zal duren. Albanië zou welvarend kunnen zijn, hoeft geen honger te lijden. Hoeveel lijden kan een volk verdragen ? En waar ligt de verdomde morele plicht van Europa na eeuwen van Ottomaanse overheersing ? Daarna de Italiaanse fascisten, de verschrikkelijkste communisten. Wanneer mag A ademhalen, vrij zijn ? Ik voel dat elk woord van Kadare me zo raakt dat ik moet opletten voor een totale overkill. Is het de schoonheid van de woorden in ‘Albanese Lente’ die me zo week maakt ? Kan Kunst me ontredderen ? Me aan Alles doen twijfelen ? Al heeft het natuurlijk weinig zin de last van de wereld te willen dragen, ik zou bezwijken na amper één seconde. Ik besluit Larisa te verkennen, om mijn gedachten te ordenen, letterlijk grond onder mijn voeten te voelen. Net op het moment dat je Larisa toch maar een doodgewone plek vindt stuit je op een amfitheater uit de derde eeuw voor Christus. “It was build during the reign of Antigones GONATOS, King of Macedonia”. Onder de Romeinen werd het een arena voor gladiatoren. Meer dan 10.000 mensen konden hier spektakel bijwonen. Even verderop : magnifieke orthodoxe kerken, schoon schoon schoon. Tijd voor de innerlijke mens dan maar. Kip, rijst en paprika. Bezoek aan Diavata Prison. In zes gevangenissen in Griekenland bestaat er een educatief aanbod. 70 studenten zijn in Diavata in de ‘Second Chance School’ ingeschakeld. Ik heb een babbel met Gjin een Albanese gedetineerde, woonde zes jaar in Kortrijk en Waregem. Meteen een zeer breekbaar gesprek, heeft een kindje dat niet op zijn naam staat wat zijn kansen op gezinshereniging ernstig hypotheceert. Wat me enorm opvalt is de ferme discipline en tevredenheid van de studenten. Leerkrachten worden op handen en voeten gedragen. Ik zie het in Gent nog niet meteen gebeuren : 70 gedetineerden in één klaslokaal die allemaal gefixeerd de ene uiteenzetting na de andere aanhoren. Vierhonderd tot vijfhonderd van de gedetineerden in deze gevangenis met een populatie van duizend zijn van Albanese origine. Als er enkele jonge, vrouwelijke, niet onaardige advokaten de club vervoegen, staan ze netjes hun stoel af, geen gejoel, geen gefluit. Een onderzoek in de gevangenis van Larisa naar onderwijsbehoeften wordt voorgesteld door Adonis. Onderwijs is belangrijk om apathie te doorbreken en zin voor initiatief te stimuleren. Een brede bevraging leert welke positieve effecten een onderwijsaanbod heeft. “They are afraid of changes after prisonment, if their family will reintegrate them”. Kennis (80%), niet op cel moeten zijn (43%), vermindering van straf (38%) zijn de voornaaste drijfveren om onderwijs te volgen voor de gedetineerden. Naarmate het onderwijstraject vordert zijn de sociale redenen belangrijker, de strafreductie speelt minder mee. De gedetineerden verwachten steun van de staat in hun zoektocht naar een goed leven na detentie. De Griekse Ik KOMPAS-vrij gids lijkt eens te meer een zinvol antwoord op een reële nood. Er is een soort nederigheid bij de gedetineerden. De aandacht verslapt en toch ontstaat er geen rumoer. OXI means No, op 28/10/1940 zei Griekenland neen tegen fascistisch Italië, Oxi tegen Mussolini. Rond deze gebeurtenis en nationale dag voor de Grieken organiseren 70 gedetineerden een evocatie met dia’s, krantenknipsels en muziek. Voor de Grieken is deze gebeurtenis nog steeds een historisch belangrijke herinnering. De directeur van de gevangenis zit naast me en uit zich positief over de gids. Twaalf gedetineerden brengen “Accordeon”, een zeer triest lied over een kind dat gedood wordt met een accordeon in de handen aan het begin van de tweede wereldoorlog. De hele prestatie is een staaltje van informeel en ervaringsgericht leren. Verbluffend ! De inval in Sudetenland tot de val van Berlijn wordt op een Europese landkaart gereconstrueerd. In amper twee weken werd deze evocatie van ‘Nie Wieder’ in elkaar gebokst. Herinneringen die me eeuwig zullen bijblijven. Ben dus blij dat ik nu toch niet op de bus naar Tirana zit. De relatie tussen de Balkanlanden en WOII wordt door een aparte groep (ex-)Joegoslaven gepresenteerd. Dit is werkelijk een goed uitgediepte historische terugblik. Gelardeerd met sterke beelden, tien keer beter dan mijn powerpointpresentatie over de geschiedenis en uiteenvallen van Joegoslavië. Ik kan niet anders dan besluiten dat de Grieken maar in het bijzonder deze studenten een enorm ontwikkeld gevoel voor geschiedenis hebben. Oleg verklaart dit doordat Griekenland vanaf zijn prille bestaan altijd in oorlog was. Het spektakel eindigt na twee uur volle bak met een antiek gedicht van EURYPIDES. Zo is de circel van oud, nieuw en heden rond. Als afsluiter nog ‘O belo Ciao’, een Italiaans strijdlied. Is er een rijkere plek aan indrukken, sferen, geuren dan een Albanese eettent op de Monasteriastraat recht tegenover het station van Tessaloniki ? Daarnet de busbeweging om 20 uur al eens gadegeslaan van volgepakte Albanezen die naar Tirana reizen. Straks ben ik één van hen en ook weer niet natuurlijk. Op het gevaar af armoede te romantiseren, was ik op dit terras toch getuige van een ongelooflijk schouwspel. Er werd nog geronseld voor de laatste zitjes van de halfvolle bussen naar Albanië. Tafelmeubilair en lange kapstokken werden in het benedendek bij de bagage gestampt en weg was busje. Verarmde Chinezen bieden speelgoed aan, haves en have nots kruisen elkaar. Niet alleen de welvaartskloof binnen Europa is hier zeer voelbaar en visueel maar bij uitbreiding die - nu ook Indiërs prullaria aanbieden – van de hele wereld. De cafébaas heeft er zo langzamerhand genoeg van, er is inderdaad sprake van een overkill aan straatventers. Er is nu eenmaal ook een overkill aan armoede. De nachtbus van Selanik (Tessaloniki) naar Tirana is een helletocht. De bus van halftien zit niet alleen pokkevol, pas om zeven uur ’s morgens bereiken we de Albanese hoofdstad. Ik word mentaal geterroriseerd door Gaston & Leo-achtige Albanse sketchfilms, afgewisseld met zeemzoeterige Turkse schlagers. Maar de ontmoeting met Ward (mijn collega) doet alles vergeten. Het Backpackerhostel is helemaal ons ding ook al ratelt Justin van de Faeroer Eilanden maar door. Met twee fietsen bezoeken we achtereenvolgens de Moskee,het Skanderbegplein, het kerkhof voor de 900 gesneuvelde partizanen van de tweede wereldoorlog, een boekhandel, het Nationaal Museum. Voor vier weliswaar kleine koffies en een Turkse appelflap met fetakaas betalen we amper 250 lek, minder dan 2 euro. Als Servië al goedkoop was, wordt het nu echt genant. Met de bus de stad uitrijden naar Berat confronteert ons met het verpauperde Albanië, het miserabele bestaan van de zigeuners, kinderen die ingeschakeld worden om stylo’s te verkopen. Tirana was in alle geval een voltreffer, benieuwd zijn we naar Berat en Gjirokaster. Ik zie intussen : grootmoeders een handvol bananen verkopen, één winkel biedt tweede-of derdehandse autodeuren aan op een terrasdak van een andere winkel gestapeld. “Men zegt van Berat dat het mooi is, zo steil en zo oud” en “Albanska, wat zijn uw steden wondermooi”. Later zal Ward ook “Tepelena, ik had je zo graag eens gepakt” componeren. De oude dertiende eeuwse burcht van Berat is adembenemend mooi. Het standbeeld van Unofrio, een bekende schilder is dichtbij. Iedereen gidst, iedereen trouwt hier. Karakterkoppen, de bergen rond deze stad zijn 2400 meter hoog. We zijn getuige van een trouwfeest, Ward filmt en ik schrijf, geniet, schrijf. De schaapherder, de volle bus naar Gjirokaster, vier eieren met fetakaas en zwarte olijven, man met zwarte fiets zonder tanden prijst een hotel aan. Van Nasho URUHO krijgen de heerlijkste zelfgebrouwen wijn. Alle clichés over de Albanezen krijgen de hardste klappen : we worden nooit afgetroggeld (tot op de lek krijgen we terug), de jongeren zijn beleefd en alleraardigst, ik ken geen volk zo hulpvaardig als de Albanezen. Ze laten alles vallen om je te helpen. Ze zoeken ‘tevergeefs’ wat je bedoelt met ‘brood’, ‘pain’, ‘bread’ en ‘Brötchen’. Ze halen er anderen bij. ‘Wil je pizza of burek’, vragen ze. De klarinet is dominant aanwezig in de muziek dat als erg verwant aan het Turks klinkt. Eén cliché klopt wel : waar je komt en gaat, Mercedes is manifest paraat … De busrit van Berat naar Gjirokaster via Tepelena is lang maar uitzonderlijk mooi. De bus slingert zich tussen de hoge bergen en diepe valleien. De vrouw voor me kotst een plastic zakje vol. De wandeling naar het SOPOTI-hotel in hartje van de door de Unesco beschermde oude stad Gjirokaster is een flinke klim. Het hotel is 120 jaar oud, zeer oud dus. Maar zeer sober, zeer authentiek. Precies wat we nodig hebben. Voor amper 6 euro. Life is a miracle ! ROMA’s zijn ’s morgens al ingeschakeld in het proper houden van de stad. De site van de oude burcht, zeer aanwezig in ‘Kroniek van de Stenen Stad’ is massief op enkele honderden meters hoog aanwezig. De cafébaas waar ik koffie drink helpt de kruideniersvrouw aan de andere kant van de straat met uitladen van een bestelwagen. In het voormalige huis van dictator Enver Hoxha, nu omgebouwd tot etnografisch museum krijgen we in perfect Engels een privé-rondleiding. Het huis van Kadara verderop is in renovatie. De busrit naar FIER slingert zich via Tepelena door een herfstig decor, toppen tot 2100 meter. Fier en zeker de stationsomgeving heeft meer affiniteit met Bangladesh dan met Europa. Wat is Europa ? We vinden een betaalbaar motel en raken na een zoveelste heerlijke fetasalade en taglatelli met zeevruchten in gesprek met enkele moslims. De nieuwe Moskee gefinancierd door drie vrouwen uit Saoudi-Arabië is mooi, maar het gesprek radicaliseert al vlug. 9/11, de herverkiezing van Bush, al vlug merken we dat we het over de meeste wereldgebeurtenissen niet eens zijn. Hun versie van de feiten is al even “vernauwd” als de rechterzijde van de Christenen in Amerika. Thee, Tirana-pils … de avond kabbelt verder. Eind oktober, het is acht uur ’s avonds en nog steeds twintig graden. De vroege treinrit van Fier naar Dürres (Ward moet er hier uit, goodbye friend) en Tirana. Koffie in de stationshal, enkele zigeunerkinderen bedelen, de croissants zijn nog te warm. En dan komt hij : de roodgroene niet-geëlektrificeerde trein. Twintig kilometer per uur. Fantastische gesprekken, de geschiedenis wordt binnenstebuiten gekeerd. Elke keer als Hoxha valt, een pijnlijke grimas, een wegwerpgebaar. Een mix van Italiaans, Albanees, Frans om de gesprekken gaande te houden. De Turkse man deelt zijn brood. De dame aait over mijn kortgeschoren kop, daarmee is alles gezegd. De Albanezen zijn erg op lichaamscontact gericht. Christo is enorm gefascineerd door talen en welke migranten er in Nederland, België, Frankrijk en Engeland leven. Mijn naam refereert naar een Griekse koning met een gouden kroon. Het Noorden waar ik naartoe reis is uitgesproken katholieker, Elbasan in het Oosten is honderd procent moslim , in het Zuiden zijn de verschillende religies meer gemixt. Het treinkaartje van Fier naar Shkoder kost slechts 295 lek, voor ongeveer 2 euro en tien cent reis je hier van het Zuiden naar het Noorden. In Tirana (waar ik moet overstappen en lang wachten) beland ik in de meest fascinerende markt die ik ooit doorkruiste. De levende kippen liggen aaneengebonden op de grond, barbecues met maïskolven, één zak aardappelen bied iemand aan, twintig bananen of rauwe melk in anderhalve liter flessen. Ik hou het bij een woordenboek Engels-Albanees, beetje laat maar met Sofie kom ik hier graag eens terug. De taalkloof wordt altijd maar groter. Ik probeer ‘flesh’ en krijg een ‘verse’ Griekse salade (fresh). Dat Hoxha 700.000 nutteloze bunkers liet bouwen terwijl het volk honger had, is werkelijk wraakroepend. Kadare beschrijft in ‘De Praagse Lente’ hoe de jonge partizanenmeisjes en –jongens in 1945 op straat dansten (de fascisten waren verslagen !!!) en hoe in de achterkamers van de macht de dictatuur vorm kreeg. Het is één van de meest tragische momenten in een lange geschiedenis van onderdrukking en terreur. En toch : dit is het warmste volk – ik weet dat ik in herhaling val – dat ik ooit mocht ontmoeten. Tomaten worden met de weegschaal in de hand gewogen, sigaretten kan je per stuk kopen. Er zijn weinig Albanese mannen die niet roken en allemaal drinken ze koffie. Tachtig procent zijn Moslim en toch willen ze niet gelinkt worden met de Turkse cultuur. Het is één van de vele contradicties die ik niet begrijp. De zigeunervrouwen zijn het armst tussen alle anderen die amper overleven. Hoe meer ik door de marktstraat loop, hoe mottiger ik word. Hoe overleven mensen als ze maar twee potten honing of één tweedehandse handtas verkopen ? De zigeuners hebben meestal het minste tanden maar moeten het hardste bijten om te overleven. Iemand kruipt op zijn knieën door de centrale straat, mijn kop breekt van zoveel armoede. In de periferie van Europa is het soms ongemakkelijk vertoeven als Belg. Ik zou wellicht ook migreren naar betere oorden als ik hier opgroeide. Oleg van Kreta had me gewaarschuwd dat ik zou verschieten. Tot vandaag heb ik dat afgewimpeld maar nu breek ik. De hele stationsomgeving lijkt alle problemen van de wereld te willen concentreren : paarden grazen op afvalbergen en straten zijn niet geasfalteerd. Ik slaag erin om bijna mijn trein te missen naar Shkodra alsof ik word vastgezogen in de suburbs van Tirana. Tijdens de weeral lange volgende treinreis deel ik de coupé met iemand van 80, 22 en 52. Leeftijden, geloof, kinderen … worden intens uitgewisseld. Kadare bepleit intussen ‘uitdroging’ in plaats van ‘omverwerping’ van de dictatuur. Ik stel een eerste lijstje samen met Albanese termen. ‘Me vjen keq’ (I am sorry) zeg ik als ik een foto wil nemen en mijn batterij plat blijkt te zijn. Het intergenerationeel gesprek zet zich verder gedurende drie uren, meestal zonder mij. De Franse Martine Woolff waar ik zou slapen is in Kosovo en dus beland ik bij Sergio van Spanje en Stella uit Zwitserland met Tibetaanse roots die lange tijd in Engeland woonde. Ik krijg een superkamer, superspaghetti en veel verhelderende gesprekken. We hebben het over Kadare, corruptie, Albanezen als mens en als collega, ecologie, het afvalprobleem, de uitdagingen voor de landbouw, fietsen in de Teth-vallei. Sterk sociaal bewogen en geëngageerd koppel die al drie jaar in Albanië woont en nog anderhalf jaar plant en zich dan definitief in Spanje wil vestigen. ’s Avonds verdwaal ik letterlijk in de stad, het kost me veel moeite mijn privékamer terug te vinden. Opnieuw de alleraardigste mensen die met engelengeduld zoeken waar Stella en Sergio wonen. De negende volle dag op bivak. Tien voor zes, Shkodra en ik ontwaken. De gezangen van de moskee wekten me al om halfzes. De vorige reis mocht ik afsluiten met Boedapest, nu met Sarajevo. Eén taxirit van één uur naar Podgorica en zeven uur bus door berg en dal staan me te wachten. Maar eerst heb ik nog twee uur om zoveel mogelijk van Shkodra te zien. Nenet voert me, MONTENEGRO ontroert me. Vooral de tocht van NIKSIC naar PLUZINE dwars door heftig en herfstig gebergte is het ruwste en mooiste decor van de hele reis. De bergflanken zijn meer bebost dan in Albanië, het reliëf en de kleurschakeringen, het desolate, dit is werkelijk de parel van de Balkan ! Sofie toch maar eens overhalen om hier enkele weken in de bergen te stappen. Op de MP3 intussen ‘Where is my mind ?’ van The Pixies … ik hoop dat ik het in dit gebergte kan achterlaten. Als we in het ravijn storten hebben we een multiculturele begrafenis. Aan de grenspost met Bosnië-Hercegovina mogen we er niet uit om foto’s te nemen. Ik denk : Waar haalt die zak van een grenswachter het recht vandaan om nu we hier zijn ons dit recht te ontzeggen ? Hij die zijn job in het meest sprookjesachtige decor van Montenegro mag uitoefenen. Ik heb het niet voor bewakers aan de grens, ze gedragen zich doorgaans als opgeblazen kikkers met donkere zonnebrillen. Het zijn eikels die je moet ondergaan. Ik geraak voor een paar uur aan de praat met Roxanne Kwan uit Hong Kong. Ze trekt voor drie maanden door Oost-Europa. Ik geef duiding bij Albanië, zij bij Tibet, Mongolië en Hong Kong. Europa is plots heel klein. Gedaan met foto’s nemen, ik kan de hare gewoon downloaden via Facebook. Haar Chinese vriendinnen trekken non-stop voor één jaar, straks naar Zuid-Amerika. Ik maak – natuurlijk – reclame voor Kadare, voor Berat en voor couchsurfing. Ze feliciteert me met mijn Engels, in Bosnië is het na FOCA intussen nog altijd even mooi als in Montenegro, even mooi als in mei toen ik hier met mijn stalen ros was. Het lijkt wel de dag van de wereldreizigers. In een burektent ontmoet ik Joachim en Ilse uit Antwerpen. Ze zijn net twee weken vertrokken voor een jaarreis. Hun tocht zet zich verder langs Turkije, Syrië, misschien Iran en zeker Mongolië. Een satelliettelefoon de twintigjarige jeep genaamd Dusty brengt hen waar de zon schijnt, de sneeuw valt, de nomaden rondtrekken. Sarajevo is net als Boedapest als afsluiter een plek waar ik lange tijd zou kunnen blijven. Net nu het proces Karadzic aan de gang is. Sniper alley, de duizenden witte zerken van doden uit de Servische belegering tussen 1992 en 1995, de tientallen moskeeën, kerken, de synagoge … Voor meer dan proeven is er geen tijd. De trein via Zagreb wacht niet. Een treinreis van 30 uur en de nacht verloopt via Oostenrijk en Duitsland. Ik ben hoopvol om deze tocht te overleven. Kadare beschrijft intussen op pagina 31 meesterlijk de gedwongen armoede van de Albanezen. Verschillende kleurrijke personages vullen mijn coupé. Man die naar Banja Luka moet noteert in een schriftje dat op een dagboek lijkt : “Zwarte chocolade gehad van een Belg. Zijn voeten ruiken. Rare kwast die van Albanië komt.” Of zoiets. Ik geraak aan de praat met Jamila van de grensstad Bosanski Novi. Ze studeert voor arts in Banja Luka. We praten over intra-familiaal geweld, ze houdt van Dostojevski, de gezondheidszorg in Bosnië. De afkeer van de politiek is ook bij haar groot. Ze is duidelijk niet gelukkig met de opdeling van het land in twee entiteiten. Ze is meer op Zagreb dan op Sarajevo gericht. Het drugsprobleem onder jongeren neemt toe en de dorpen vergrijzen. Ze is behoorlijk pessimistisch over de ontwikkeling van haar land. Zagreb. Een laatste warme maal. Koele reacties en karig met informatie. Hoofdpijn en diarree. De onderneming heeft lang genoeg geduurd. Afkicken van een overkill aan Balkan. Zagreb voelt meteen Europeser aan. Je kan niet roken in het stationsbuffet en iedereen die ik nodig had sprak Engels. Voor een plas aanvaarden ze ook vijftig eurocent. Het slaapcouchet van Zagreb naar München is supercomfortabel. Opbergkastjes, lavabo met warm en koud water. Voor de prijs kan ik acht keer in het Sopoti Hotel in Gjirokaster slapen. Joachim vertelt me aan de telefoon dat zijn Wetteren 0-0 tegen de eerste geklasseerde speelde. Mijn trots op zijn spelerskwaliteiten neem ik verder mee op de terugtocht naar Keulen, Brussel, Lokeren Stefaan Segaert, 2 november 2009


14 views
bottom of page