top of page
  • Writer's pictureStefaan Segaert

2010 Boedapest


Gruwel en schoonheid langs de Donau Fietsreis met stopplaatsen in Bratislava, de gevangenis van Boedapest en het concentratiekamp van Mauthausen, 27 februari 2010 ‘Super’, en een schouderklop. Een pittige roodharige NS-beambte die de reizigers op het perron naar Berlijn ten dienste staat. Helemaal Hollands, de manier waarop ze haar geluk uit omdat ik de fietsreservatie ‘keurig’ heb geregeld. Even later :’Wat ga je een eind weg, man’. Het kontrast met twee Belgische NMBS-beambten deze vroege morgen kan niet groter zijn : ‘Zijn ze een beetje rustig ?’, vraagt de ene languit achteroverliggende aan de andere. Alsof er ook koeien of luidbrallende hooligans van Rode Ster Belgrado aan boord zijn. Geheel tegen mijn gewoonte in nestel ik me in de bistro van de internationale trein. Doordat ik niet tijdig in Schiphol van de trein geraak, wordt het nog knap spannend en moet ik via Hilversum om mijn verbinding met Berlijn niet te missen. Ik start met lezen ‘Madame est servie’ van Diane De Keyser op aanraden van mijn zus. De problemen beginnen pas echt met de trein van Berlijn naar Dresden. De fiets mag er niet op, ik sta perplex en vloek met mijn fietsreservering in de hand. De fietsreservatie blijkt niet voldoende. Ik onderhandel met de daver op het lijf met de beambte voor de trein naar Bratislava. Nee, het is niet voorzien. Ik wil hem demonteren, smeek ik. Ze smelt langzaam. Wirklich sehr kompliziert en viele rendez-vous zumorrow, ze kan niet spreken voor haar Tsjechische collega’s maar alvast tot aan de grens mag de fiets mee. Esperanto is nog zo moeilijk niet … Ik besef dat ik door het oog van de naald ben gekropen, nu maar hopen dat de Tsjechen het fietsfeest alsnog niet verpesten. Desnoods gooi ik er wat zakgeld tegenaan om ze van gedachten te veranderen. Blijkt uiteindelijk niet nodig te zijn. In mijn slaapcouchet krijg ik gezelschap van Gabor, groeide op in de DDR en woont nu in Hongarije in de buurt van Subotica, grens met Servië. Heeft net zijn favoriete voetbalclub Dresden met succes tegen aartsrivaal Erfurt aangemoedigd. In de 88°ste minuut werd het winnende doelpunt gescoord. Dresden speelt in derde klasse en toch waren er 19.000 toeschouwers. Zeer interessante kerel, we babbelen over de politieke situatie in Hongarije. Gabor heeft er zeker geen hoge pet van op maar is toch bevreesd voor een doorbraak van een extreem-rechtse partij. De haat tegen zigeuners en Joden neemt toe, stelt hij. Zijn Hongaarse moeder had nogal wat bewegingsvrijheid in de ex-DDR en kocht heavy-metal CD’s voor hem in West-Berlijn. Er was natuurlijk geen freedom op speech toen hij opgroeide en het systeem was verre van ideaal, maar het huidige systeem is dat ook niet. Sterkhouders waren voor hem de degelijke basisvoorzieningen die goed geregeld waren. Het is wellicht een cliché te denken dat alle burgers die in Oost-Duitsland opgroeiden op een getormenteerde manier terugblikken op die periode. Zijn zoon van anderhalf HUGO sprak onlangs zijn eerste twee woorden : ja in het Duits en nem , Hongaars voor nee. Het deed hem immens veel plezier. Zoals hij over zijn zoontje praat verraad hij hoe erg hij aan hem is gehecht. Voor het voetbaltreffen is hij al sinds vrijdagavond onderweg maar het heeft zijn batterijen ongelofelijk opgeladen. Het trieste niveau van het Hongaarse voetbal, de schoonheid van de Hongaarse taal (“je kan er dingen heel speciaal mee benoemen”) en Dutroux komen nog aan bod. Daarna is hij aan slapen toe. En ik ook. Om twintig voor zes stap ik uit in Bratislava. De stad is kalm en duidelijk nog niet wakker. Ik steek de Donau over, kuier tussen woonblokken, neem foto’s van wat zich allemaal op mijn weg tovert. En dat is zeker niet min. De oude historische stad is verbluffend mooi, statige pleinen, barokke kerken, voortdurend bots je op monumenten die aandacht vragen. Het kasteel kijkt uit over de stad die ontwaakt. Na drie uur eindelijk een plek voor koffie gevonden, ik doe me tegoed aan croissants en kaastaart om de tocht naar Györ goed te doorstaan. Het valt op hoe leeg de straten en pleinen zijn in deze hoofdstad. Enkel vroege kerkgangers kruisen mijn pad, maar bakkers zijn onvindbaar. Halftien, tijd om het cholesterolpeil weer te doen zakken en de Donau stroomafwaarts te volgen. Het is wat zoeken, ik rij eerst richting Wenen maar eens het juiste fietspad is het volop genieten. Wind in de rug, de lentezon doet de rest. Eens Bratislava meer dan 20 kilometer achter me ligt, kom ik geen fietsers, skeelers, nordic walkers, bejaarden met honden meer tegen. Wel roofvogels, de platte poesta (drie dagen later hoor ik dat deze veel meer oostwaarts ligt), een ooievaar … meer moet dat niet zijn. Twintig kilometer fiets ik door Slovakije. Lege dorpen, hout moet nog gekliefd, als LETSer zou ik hier zeker aan mijn trekken komen. Györ is minder afgelekt dan Szeged mar heeft een even schilderachtige stadskern. Eens de stijlvolle brug over fiets je in een mix van Timisoara en Szeged. De taverne van het station is geen klein beetje marginaal. Ofwel zijn de klanten dronken, een zigeunervrouw moet nog tot zes uur ergens op wachten van de cafébaas, de rest verveelt zich of valt andere klanten lastig. Om 17 uur heb ik hier met Bence Lakatos afgesproken. Ik ontmoette hem in mei 2009 op de trein van Szeged naar Boedapest Keleti. Het was Adam Lebor’s biografie van Milosevic waardoor we uitgebreid aan de klap raakten. Het zal bijzonder zijn hem in zijn stad opnieuw te ontmoeten. Hij is perfect op tijd, de fiets wordt bij zijn tante geparkeerd en met zijn fantastische moeder Erica rijden we tot in Györujbarat . De familie Lakatos is één en al gastvrijheid. De mooie en intelligente zus van Bence staat haar kamer af, Erica maakt een Hongaarse supermaaltijd klaar, Istvan is meer het gezapige type, van hem krijg ik een CD van het koor waarin hij meezingt. Ik mag terug komen, benadrukt Erica de volgende vroege ochtend. Met Sofie, met de kinderen, ik denk dat ze desnoods zelf kamperen in hun tuin om het voor hun gasten 100% naar hun zin te maken. Met Bence trein ik op maandag naar Boedapest. Als student geschiedenis vinden we elkaar helemaal. Ik bevraag hem naar het Hongaarse politieke landschap, de betekenis van het woord ‘poesta’, het Nationaal Museum in Boedapest. Hij verstrekt me details over de fascistische Pijlkruisers die vanaf de lente van 1943 een schrikbewind organiseerden en Hongarije een vazalstaat van Hitler-Duitsland werd. Het idee van het stachanovisme past niet bij de Hongaarse ziel, Gyorgy Konrad wordt door de Hongaren minder gelezen dan ik had ingeschat. Hij wijst me de weg naar Szentendre en ik fiets de stad uit vanaf Keleti station. Het pad langs de Donau, als ik het al vind, ligt er verschrikkelijk bij. Sneeuw, modder, als er al beton ligt is het wegdek vol kloven en putten. Stybar zou het geweldig vinden maar na 25 kilometer ploeteren, vloeken, honderd meter fietsen, stukken te voet … heb ik er toch genoeg van. Zoals vaak in het leven is niets voor eeuwig zwart, Szentendre is een mooie beloning. Na de slag op het Merelveld in 1389 vluchtten heel wat Serviërs naar deze plek. Een Servisch-Ortodoxe kerk én museum herinnert daaraan. Bijna elk gebouw valt onder monumentenzorg, er is dus genoeg op straat te bewonderen, te fotograferen. Het mooiste beeld vormen de kinderen van de lagere school die hun speeltijd doorbrengen op het hoogste punt van de stad rond de oudste kerk van Szentendre uit de dertiende eeuw. Dit is de meest oude speelplaats die ik ooit kinderen zag inpalmen. Met de lokale trein neem ik –helemaal beslijkt – de regionale trein voor amper één euro en neem mijn intrek in hotel Mercure. Het officieel programma van de eerste dag is ontzettend saai, theoretisch, weinig bevlogen sprekers. Ik blijf op mijn honger zitten en hoop op beterschap. Dat wil zeggen : zinvolle praktijkuitwisseling, veldwerkers die het wel en wee van good practices delen. Dinsdag beterschap ? Het diner voor 240 congresleden in de mooie feestzaal van het Novotelhotel doet denken aan een trouwfeest in het Boldershof. Een Hongaars trio speelt live muziek, ik deel de tafel met Christina van Griekenland en haar vriendinnen van Athene. Hier en daar ontmoet ik mensen terug die er in 2006 in Lancaster bij waren. Dinsdag 23 februari. Ik hou ervan om de knuppel in het hoenderhok te gooien : ‘tot nu toe was er veel te weinig discussie in kleine groepen waardoor er geen betrokkenheid van de deelnemers ontstaat’, breng ik in. Directeur-generaal Meurisse spreekt me moed in. Er zijn enkele boeiende uiteenzettingen door kunstenaars van Frankrijk en geslaagde en grensverleggende projecten in Lovech, Bulgarije. Mijn gezaag vindt dan eindelijk toch weerklank en met Hongarije, Griekenland, Noorwegen en België delen we praktijkervaringen. Zoals altijd zijn de werkcontexten zeer verschilend. In Hongarije is het ondenkbaar dat familie van gedetineerden een theatervoorstelling in de gevangenis zouden bijwonen. De multiculturaliteit van de kunstenaar, de opstelling van de artiest in de gevangenis, het gebrek aan budget voor krea-materialen, spanningsveld tussen product en proces, kunst als een empowerende stem-gevende actie … tijd tekort om alles door te spreken maar wel bevredigend. Het interessantste gesprek van de driedaagse mag ik voeren met Heide-Marie van Chemnitz, het vroegere Karl-Marxstad. In tegenstelling tot Dresden en Leipzig is Chemnitz een kompleet verpauperde stad. Brain drain, 27 % (!) werkloosheid, pollutie … je noemt het en Chemnitz heeft het. Heide-Marie is geboren in West-Berlijn, verhuisde als zesjarig kind naar Oost-Berlijn, groeide daar op, studeerde er. Na de val van de muur ging ze solliciteren in West-Berlijn. Ondanks haar hoge academische ontwikkeling werd haar herscholing voorgesteld. In plaats van een mokerslag bond ze de strijd aan met de onwetendheid en de superioriteitsgevoelens van het voormalige West-Duitsland. Met haar eigen kapitaal stampte ze een ngo uit de grond de Ossi’s en Wessi’s in trainingsprogramma’s samenbracht. Haar analyse : mensen uit de voormalige DDR waren sterk in analytisch denken, West-Duitsers in procesgericht handelen. In alle Europese bijeenkomsten botst ze op een gebrek aan inlevingsvermogen en kennis van niet-Oost-Europeanen die geen communisme hebben gekend. Ik stel voor in contact te blijven, wat ze bijzonder waardeert. De Donaucruise lijkt me iets voor als ik oud en helemaal versleten ben. ’s Avonds verken ik de stad liever met de fiets. Het Disz tèr midden in het Burchtkwartier is het meest imposante plein dat ik ooit heb gezien. Een grandeur in het kwadraat ! Ik blijf maar rond het plein fietsen, het door talloze barokke en classicistische façaden omgeven bronzen Honvéd-beeld uit 1893 herdenkt de Hongaarse opstand uit 1848 tegen het Habsburgse gezag. Als het regende in Wenen, druppelde het in Boedapest. Ook het Burchtpaleis doet naar adem happen, mijn computer kan amper alles verwerken. Het is een goed idee om niet naar Wenen te gaan, anders zou mijn harde schijf zeker te vol geraken. Om Boedapest te verkennen heb ik maanden nodig, zoveel is zeker. Woensdag 24 februari, de laatste volle dag op bivak. Coen die al tien jaar in de gevangenis van Vught werkt met TBS-gedetineerden (niet langer behandelbaren die wellicht tot hun laatste dag in de gevangenis zullen blijven), is een kunstenaar die ik niet zo vlug zal vergeten. Eén van zijn projecten is een versnelde video van een doek van 4 op 4 meter dat geweven wordt door Bram, een geïnterneerde psychopaat. Bij een ander wordt Kees gefilmd die in een kinderbad neerploft en daar immens veel plezier aan beleefd. Vincenzo is een Italiaan van Bologna met wie ik lang op café zou willen gaan. Zijn theaterervaringen en –aanpak liggen heel erg in de lijn van Hotel California, de Gentse productie. Ik heb er spijt van de DVD niet te kunnen tonen, maar een fiets is nu eenmaal geen kameel. ’s Morgens vroeg – tussen 6u45 en 9 uur- bezoek ik de grote synagoge, ik passeer het Nationaal Museum, de ene kerk is meer barok dan de andere. Maar de stad is overweldigend. Het Sandor Petöfi-museum heeft een prachtige binnentuin, ik pekkel van plein tot standbeeld tot gedenkplaat. Het congres voorziet op woensdag in een samenvatting van de workshops. Een professor uit Bergen (Noorwegen) schetst de Europese uitdagingen in verband met Prison Education. Eén van de punten die hij benadrukt is het belang van onderzoek en het betrekken van justitiepersoneel bij hulp-en dienstverlening in gevangenissen. Maatwerk, er zijn immers verschillende educatieve noden bij gedetineerden, is een belangrijke andere focus. Uit onderzoek in Noorwegen blijkt dat meer en meer gedetineerden een hogere opleiding hebben genoten voor hun detentie. Een andere spreekster problematiseert de verschillende referentiekaders binnen Europa. Wat is een langgestrafte gedetineerde ? Wanneer spreken we over educatie ? De verantwoordelijkheid van lokale overheden in de sociale reïntegratie van gedetineerden wordt benadrukt. De aanbevelingen klinken zeker niet wereldvreemd maar zijn ook de uitdagingen voor Vlaanderen. Alan Smith is de GRU-goeroe. In zijn resumé waarschuwt hij voor het formuleren van Europese acties die niet op de praktijk (kunnen) aansluiten. Hij drukt ook de wens uit dat GRU-projecten niet stoppen als hun formele deadline passeert. Met de evaluatie van de Ik KOMPAS vrij-gids in 2010 maken we op dat vlak zeker een goede beurt. Het evalueren van projecten moet meer worden gezien als nieuwe stimulansen en het formuleren van verdere actie dan als een verplicht nummertje. Er is ook actie nodig rond de noodzakelijke randvoorwaarden voor een positief educatief klimaat : drugsvrije gevangenissen, het indammen van een klimaat van geweld en afpersing, bewakers die positief staan tegenover hulp-en dienstverlening. ‘The European level is you’, zegt iemand van de Europese Commissie. Wat meteen een mooi punt plaatst voor de koffiepauze. Een opleidingsverantwoordelijke van gevangenissen in de regio Brabant in Nederland is geïnteresseerd in de Gentse ‘good practices’ in verband met het betrekken van personeel bij hulp-en dienstverlening. We maken een afspraak op zeven mei. Directeur-Generaal Hans Meurisse schetst de impact van de financiële crisis op de justitiële budgetten. ‘The prison sector won’t resolves all the problems themselves’, klinkt voor mij als een erkenning van de positieve rol van de gemeenschappen in België. Er is ook nood aan een groei van e-learning en in die zin is er een samenwerking lopende tussen België en Roemenië. Gedetineerden laten aansluiten op knelpuntenberoepen … het moet gezegd dat dit een concrete sterke bijdrage is. Een Hongaarse DG vult aan met de “labour market expectations” . Het motiveren van de 15.000 Hongaarse gedetineerden is een ander groot aandachtspunt zijn betoog. “Staff has also to be involved”, de uitdagingen zijn over alle landen heen dezelfde. Dit is het ware cement van dit congres volgens mij. De context verschilt, de verzuchtingen en de aspiraties zijn dezelfde. In Polen én in Noorwegen. William Rentzmann is de DG uit Denemarken met de langste staat van dienst in Europa. Hij is ook een belangrijk adviseur geweest naar de Raad van Europa rond strafzaken en was President van de Europese Raad voor Penologische Zaken in de jaren negentig. Hij spreekt als een visionaire autoriteit. Hij zoemt op een rake manier in op de doelgroep en reflecteert naar de negentiende eeuw. Het congres hangt aan zijn lippen. We moeten eerder de maatschappelijke ontwikkelingen viseren dan focussen op de tekorten van de gedetineerde, de analyse is daardoor ‘aangenaam links’. De vaardigheden die een gedetineerde nu nodig heeft om zich te kunnen handhaven zijn compleet anders dan die van tien jaar geleden. ‘Basic skills’ van een decennium geleden zijn vandaag deels verouderd. De interactie tussen gedetineerde en bewaker of leraar of kunstenaar is van ontzettend groot belang. In Denemarken is deze relatie 1 op 1 wat natuurlijk een geweldige opportuniteit is. Over de Europese aanbevelingen : ‘Easy to agree, difficult to implement them’. Deze man is duidelijk geen zwever maar onderkent de hardnekkige penitentiaire realiteit. Zoals Mieke Vogels ooit zei : beleid voeren is niet zoiets als een nieuwe floppy insteken … Educatie in gevangenissen heeft voor Rentzmann een dubbele doelstelling : de organisatie van een relevant zinvol leven in de gevangenis en een voorbereiding op een goed uitgebouwde reclassering. Detentieplanning staat in Denemarken blijkbaar verder dan in België. Verder moeten we blijven waken dat educatie laagdrempelig blijft en dat er zeker ook voldoende theater, schilderen, muziekexpressie wordt aangeboden. Het is ook mijn stelling dat een educatief aanbod gedifferentieerd moet zijn om geen nieuwe uitsluiting binnen de muren te organiseren. Het bezoek aan de High and Medium Security Prison van Boedapest is niet meteen een luchtige afsluiter. 520 gedetineerden, capaciteit 220. De gevangenis dateert van 1896. De oude vleugels die wij bezoeken zijn donker, vuil en deprimerend. Kleine cellen worden met vier ‘gevuld’. In plaats van Facebook hebben ze hier ‘Fish-room’ : één kamer is gevuld met een tiental aquaria met tropische vissen. Hongaarse variant op mindfullness ? Per 50 gedetineerden is er één maatschappelijk werker, er zijn vijftien leraars van een school uit de regio. Gedetineerden kunnen kiezen uit zestien ontspanningsaktiviteiten. Beklaagden bevinden zich op de derde sectie en dragen burgerkledij , ze worden afgescheiden van de veroordeelden. De gemiddelde verblijfsduur bedraagt 7 jaar. Er is een aanbod van theater. Rockgroepen en toneelgezelschappen voeren soms zelf een concert of stuk op. Wie studeert krijgt een beloning van 30 euro per maand. Slechts 1 op 4 gedetineerden werkt overdag in huishoudelijke werkplaatsen of in ateljees. Bezoek is zeer mager uitgebouwd : 50% heeft geen bezoek, de anderen kunnen één keer per maand familie ontvangen. Als we een cel bezoeken moeten de vier bewoners met de neus tegen de muur staan. Als we de cel verlaten, keren ze terug. Het bezoek heeft op die manier een militaristische sfeer. De directeur roeit met de riemen die hij heeft en bewierookt zijn staf. Er wordt op een eerlijke manier op de vele vragen van een immer kritisch publiek geantwoord. En dan toch weer iets verrassends : één keer per jaar is er een vragenuurtje voor de 500 gedetineerden … tegelijk. Samengevat heb ik niet het idee dat dingen verbloemd worden maar ben toch verrast : zelfs de oude gevangenis van Timisoara in Roemenië gaf een minder naargeestige indruk. Die avond zoek ik met mijn Oxford dezelfde mooie plekken op als gisteren, maar deze keer met mijn fototoestel. Ik kan me al stukken beter oriënteren dan daags voorzien. Donderdag 25 februari. 6u38, reis zonder problemen van Boedapest naar Györ. In Györ hebben ze 18 minuten nodig met twee beambten om me een fietsbiljet naar Linz te overhandigen. Het werkblad van de perfect Duitstalige vrouw bestaat uit vele stempels en stempelkussens, rekkertjes, formulieren, een oude ticketprinter, doorcalceerblaadjes, er is hier in 20 jaar niet zoveel veranderd. Ik bestel vier koffiekoeken en dat worden er dus zes, als ik een beetje Hongaars zou kunnen was het leven zeker makkelijker. Maar als ik koffiekoek met crème in het Hongaars uitspreek ben ik eensklaps de sympathiekste klant van de dag. Het zijn uiteindelijk deze ervaringen waarvoor je het doet. De Euregio-trein naar Wenen is comfortabel, koel, zelfs een prima stelplaats voor de fiets. Johann en Nina helpen me op weg van Süd Bahnhof naar West Bahnhof waar ik de trein neem naar Linz. Ik ben maar 90 minuten in Wenen, het is inderdaad schandalig, bijna Japans. Dit is duidelijk de propere versie van Boedapest, langs mijn route ontmoet ik Goethe en Mozart, het Belvedere-kasteel is één en al pracht en praal. Waar veel kastelen en kerken in Boedapest aangetast zijn door de uitstoot van de wagens, is alles hier mooi opgepoetst. Linz is een zeer beladen plek omdat Hitler er zijn oude dag wou doorbrengen. Speer was daarbij zijn rechterhand. Kunst uit het derde rijk zou hier worden verzameld en Linz moest een miljoenenstad worden. Mauthausen ligt op 17 kilometer fietsen langs de Donau vanaf Linz. Ik stap af om geen kettingbreuk te riskeren. De gruwelijke herinnering is een flinke steile klim. Over Mauthausen schrijft Claudio Magris in Donau : “In dit concentratiekamp zijn meer dan honderdentienduizend mensen gestorven. Het gruwelijkste beeld, misschien nog gruwelijker dan de gaskamer, is het grote plein waar de gevangenen werden verzameld en in carré opgesteld voor het appel.” En “Misschien zijn de meest adequate getuigenissen van die werkelijkheid zelfs niet geschreven door slachtoffers maar door beulen, door Eichman, of door Rudolf Höss, de commandant van Auschwitz” (p.156). Het kamp verstomt alles. Een systeem opgezet met de expliciete bedoeling om mensen uit te roeien zie ik nu met mijn eigen ogen. Het crematorium, de ovens, de barakken … ook 134 Belgen vonden hier de dood. De tocht naar Linz langs de Donau is vlak en sneeuwvrij. Winter is almost gone, en dat merk je aan de vele joggers. Een vriendelijke fietser loodst me door de binnenstad tot aan het station. Ik ben toe aan koffie, taart en eindelijk biologische appelen. Via Passau (grens Oostenrjk – Duitsland) en Plattling arriveer ik behoorlijk afgepeigerd om 21u52 in Regensburg. Ik heb aardig wat bewogen en de dag was ook bewogen. Als ik op de trein de achtergrondsinformatie over Mauthausen begin te lezen wordt alles nog pikzwarter. Kinderen vonden hier massaal de dood, het kamp telde meer dan 40 nationaliteiten, uit ontreddering pleegden mensen zelfmoord via de elektrische bedrading van 380 Volt langs het kamp. Rond Mauthausen wemelt het van wat de Nederlandse brochure de ‘nevenkampen’ noemt. Op alle plaatsen waar ik met de fiets ben gepasseerd – Gusen, Ens – waar mijn trein is gestopt – Amstetten – en waar hij straks weer zal stoppen – Passau – werden kampen ingericht. Het karakter van deze gruwelijke machinerie is beangstigend massaal geweest in dit stuk van Oostenrijk. Nadat ik ben ingecheckt in de jeugdherberg trek ik de stad in. Als een hongerig roofdier, alles is nu welkom. Vandaag net iets te lang op die croissants en drie appelen geleefd en zeer dun water, zoals mijn moeder zegt. Een sfeervolle Italiaanse tent. Een halve liter Helles bier en vegetarische tagliatelli smaken enorm. De binnenstad heeft een zeer rijk verleden. Maximiliaan I, de keizer-ridder noemde haar in 1519 ‘eertijds de bloeiendste onder de rijke en beroemde steden van onze Duitse natie’. Magris schrijft op pagina 111 dat de lof en eer altijd betrekking heeft op de pracht van weleer. Het gebruikelijke welles-nietes-spelletje : mag de fiets op de IC-trein van Regensburg naar Keulen ? Neen, zegt de loketbediende en geeft me een 3 uur langer alternatief. Ja, zegt de conductrice en verontschuldigt zich omdat er geen pakwagen is. Ik luister naar Tori Amos en de soundtrack van ‘Flags of our Fathers’ en ‘Hotel California’ uit het hart van de Gentse gevangenis. Naarmate de trein zich uit Zuid-Duitsland verwijderd, verdwijnt de sneeuw. Ik ben bijna thuis. Het is weeral goed geweest. Stefaan Segaert, zaterdag 27 februari 2010

1 view
bottom of page