top of page
  • Writer's pictureStefaan Segaert

2011 Polen


Proeven van Polen reisverslag 31 maart - 10 april 2011 Wij adviseren de reiziger om de trein te nemen. Die ijzeren rups snijdt door het landschap en geeft je een beter gevoel van afstand. Je ziet de achterkant van steden en reist met de lokale bevolking mee. Peter Holvoet-Hanssen en Noëlla Elpers Maandag 14 maart 2011 Was al een paar maanden als een bezetene (doch voorlopig geen schuim op de lippen) alleen maar boeken over Polen aan het lezen. Toen kwam mijn buurman op bezoek. Zeg niet zomaar buurman tegen buurman met Poolse roots. Op een Jan Biebejan-party bij ons thuis had hij lucht gekregen van het idee dat ik tussen 31 maart en 10 april in het geboorteland van zijn vader zou rondzwerven. Geïllustreerd met oude foto’s , met boeiende anekdotes die teruggingen naar de tweede wereldoorlog, met de vinger op de kaart leert hij me meer de Poolse ziel kennen dan duizend boeken me kunnen doen verstaan. Het verhaal van Tony Mielnicki is gelardeerd met heel veel gebaren en mimiek en humor . Hoe samen te vatten ? Zijn vader is België en meer bepaald Lokeren in 1944 aan het bevrijden, een kamp wordt opgesteld ter hoogte van de watertoren, met meer toeval dan iets anders botst hij op de moeder van Tony, ze blijven schrijven en komen na de oorlog samen. Onder andere Tony wordt geboren. Reeds in de jaren zeventig bezoekt Tony in een autootje volgeladen met tandpasta, 40 paar schoenen, shampoos … het ferm verpauperde Polen . Met zijn tante. In de buurt van Torun . Zijn herinneringen zijn nog haarscherp : de grensovergangen, de lege rekken, de bittere armoede … de meeste Polen hebben werkelijk geen nagel om aan hun gat te krabben. En tegelijk : zo gastvrij, zoveel warmte die hij mag ervaren. Nu we gisteren mochten genieten van de foto’s over Cuba van mijn beste maat Ronny voel ik zoveel parallellen . Als ik ook maar iets van de warmte tussen de Cubanen in Polen zal terugvinden, kan de reis op geen enkele manier meer stuk. Zaterdag 19 maart 2011 Retie is voor mij een bedevaartsoord . De wereld-en vakantiefietsers slaan er in maart hun tenten op. Je kan er genieten van fietsreportages van freaks maar nog interessanter : reizigers ontmoeten en adviseren reizigers. Er staan vlagjes met de landen waar fietsers ervaring hebben en uit de eerste hand vraag je : is er zoiets als een fietspad langs de Wisla ? Hebben jullie ervaring met overnachten in Kazimierz ? Zijn die zoutmijnen inderdaad zo de moeite waard als mijn buurman beweert ? Tegen levende trotters gewapend met vaak schattige foto-albums en vergeelde landkaarten vuur je je Frequently and Unfrequently Asked Questions af. Aan tafeltje zes, dertien, zevenentwintig en eenendertig vind je in tent 2 reizigers die in of door Polen trokken. Enkelen op doorreis naar Wit-Rusland of Oekraïne, een koppel uit Wervik fietste meer noordelijk dan mijn uitgestippeld traject. Wat ik onthoud hoewel er ook wat tegenstrijdigheden te rapen vallen : sommige wegen hebben zo’n enorme aqua-planning dat je pedalen het asfalt kunnen raken, zo lang je B-wegen neemt kun je rustig van punt A naar punt B rijden, de zoutmijnen zijn inderdaad enorm de moeite waard. Over de Polen : “je kan ze in het Duits aanspreken, dat ligt niet meer zo gevoelig als voorheen” of “het is een nors volk en je wordt vaak op argwaan onthaald”. Op een zonnige zondagmorgen vind ik in gezelschap van mijn prinses van vier het boekje ‘De Herberg met het Hoefijzer’ van Anton den Doolaard (de naam van de schrijver alleen al is toch grandioos). De eerste druk dateert uit 1933 , de achterflap nodigt u uit dit boekje te lezen want ‘u wordt een reiziger in het wildste gebied van Europa’, lees Albanië. Op pagina 43 vind ik een sublieme passage en ik maak mezelf wijs dat die ook voor Polen geldig is : ‘Indien gij ze zwijgend voorbij waart gegaan, zouden ze u veracht en gehaat hebben. Maar indien ge hun een lang leven gewenst had, zoals de volksgroet hier luidt, dan had gij als vreemdeling twee vrienden verworven. Ze zijn trots en argwanend, maar ook trouw, als een kind, of een hond. En wanneer men ze beledigt, zijn ze tot alles in staat ….’ Als ik de weken voor mijn vertrek in het meesterwerk ‘Doodgewone mannen’ van Christopher Browning wegzink begin ik iets te begrijpen van die argwaan. Zowel Hitler als Stalin hebben de Polen zo verschrikkelijk veel leed toegebracht dat deze trauma’s wellicht nog generaties tijd nodig hebben om iets van de wonden te helen. En wat te begrijpen van de actieve of passieve collaboratie van de Polen zelf aan pogroms en slachtingen op de Poolse joden ? Is Polen daar al mee klaar ? Maandag 28 maart 2011 Nog naar de fietsenmaker achter een ‘rekker’, voor de rest zijn mijn spullen ingepakt. Nog drie keer slapen. Vanavond info-avond wonen in Tv-zaal A van de gevangenis, morgen de letsgroep van Hamme mee helpen opstarten, woensdag nog een voetbalmatch Wetteren-Terjoden Welle, pas op de nachttrein van Amsterdam naar Warschau zal ik beseffen dat ik voor even weg ben. Blanche van de Letsgroep komt in het geheim een ruiker bloemen aan Sofie afgeven op zaterdag 9 april. Niet te geloven hoeveel kandidaten zich amper op een halve dag hiervoor aandienden. Donderdag 31 maart 2011 12u37. Nathan is al een tijdje geboren in Jeroen Brouwers’ (vind ik na zeventig pagina’s nu al meesterlijke) ‘Datumloze dagen’. Ik ben welgeteld zeventien minuten langs Amsterdamse grachten aan het fietsen en doorweekt. Alsof alle vocht van maart zich nog even vlug uitgerekend hier op mij moet uitstorten. Ik bekom van een veel te pikante shoarma, droog op en blader terug naar slechts één van de magnifieke passages :’Verder hoort het bij mijn karakter dat ik me op mijn best voel als ik alleen ben, bemoei je niet met mij, laat me met rust : kluizenaar in een miljoenenmetropool, waar myriaden mensen als bosmieren om me heen bewegen.’ Zo hypochondrisch als Brouwers voel ik me niet, vechtend tegen zwarte buien in zijn hoofd. Met een ander heerlijk reiscitaat van Rudi Rotthier (bekend van de Koranroute) fiets ik langs 1001 woonboten, een wirwar van grachten. Pas om 19u01 moet ik de nachttrein op via Berlijn tot in Warschau. Tijd zat dus om te dwalen met Rudi : ’Vergeet planning, vergeet reisgidsen, ga ervan uit dat je veel tijd zult verliezen en dat precies het tijdverlies de reis interessant zal maken. De zekerste manier om dat alles te realiseren, is te dwalen, en af en toe te verdwalen. Zo bereik je de ultieme reiservaring : het misverstand, dat soms uitgeklaard kan worden. Zo bereik je het ultieme reisgevoel : hulpeloosheid. En als je lang genoeg dwaalt, beland je in een buitenwijk, zonder bezienswaardigheden, waar niemand rondhangt met je een taal deelt. Dan ben je op reis.’ Dwalen doen we. Door het Vondelpark. Aan het museumplein ligt het Van Gogh Museum, het Rijksmuseum en het Stedelijk Museum. Puur op intuïtie bezoek ik het laatste, prima keuze ook al is slechts de helft van de ruimte wegens verbouwingen ingenomen. Er is niet zoiets als een rode draad tenzij het vooral om collecties uit de jaren zestig en zeventig gaat. Bewegende kunst, kleurrijk werk uit Cuba, Mondriaan, foto’s van Lothar Baumgarten daterend uit zijn verblijf bij de Yanomani-stam in Venezuela, oude documentaire beelden over bestemmingen van Marco Polo. Oneindige variaties waarbij de ene allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie me meer raakt dan de andere. Een verrassende verzameling oude en nieuwe koffieserviezen maken de brug naar ‘Petite Patisserie’ pal in d’Oude Stadt. Het is weer droog en dus terrassen we, wie weet welke zondvloed staat me in Polen te wachten. Passanten spreken Russisch, Engels, Hollands. Brouwers versiert intussen de Poolse Gabriela Grochowiak op pagina 88, een zoveelste sublieme woordenbrij : ‘Hou nu eindelijk eens je klep mens. Aandrift om haar nu onmiddellijk woest te kussen, om te zuigen aan dat met haar wang vergroeide oorlelletje, wat volgens Lambroso, Lavater, Freud of nog iemand anders op onbetrouwbaarheid wijst, al die woorden van haar lippen likken wilde ik, al dat geredeneer met spuug versmoren, onze tanden ketsen even tegen elkaar, als dat geen universele levende taal is’. Zo zet Brouwers zich met een enorme broek vol goesting af tegen de specialiteit van de Poolse, het Esperanto. Meesterlijk toch ! Terug naar het Centraal Station passeer ik de Artis dierentuin die ik enkel uit de boekjes van Jip en Janneke ken, het Verzetsmuseum, het joods historisch museum, de Portugese Synagoge. Genoeg interessante plekken om op een mooie dag langer in Amsterdam door te brengen. Er is hier veel meer dan Anne Frank dat aan de sterk gelaagde realiteit van de joodse Nederlanders in de tweede wereldoorlog herinnert. De trein stopt in Emmerich. De Duitse politie vraagt naar mijn ‘Identitätskarte’. Of ik drugs bij heb ? Marihuana, heroïne ? Nein zeg ik. En dan : ‘Snuf snuf’, doet de leider. Hij ruikt aan me. Deze week hadden ze in de gevangenis van Gent bij een drugsrazzia nog vele honden nodig om de bruine en witte substantie op te sporen. Niet met deze kerel, wat een kostenbesparende flik. Snuf snuf van cel tot cel en een rapport valt zo uit de printer. 21 uur, ik zoek langzaam mijn slaapcouchet op en hoop bij het ontwaken al een ferm eind in Polen te sporen. De juiste Pool op de juiste plek op het goede moment. Het klikt met Michal Vrbaniak. We hebben het over de geschiedenis van Polen en over mijn reisroute. Over de kleine en grote boeren, twintig procent van de boeren leven van de landbouw. Over de politieke partijen. Onvermijdelijk over homoseksualiteit en abortus. Over premier Tusk die volgens Michal al een eind naar rechts is opgeschoven. De staat van de wegen, een gemiddeld inkomen (900 euro, hij vergelijkt met Luxemburg, ik met Roemenië), zijn voetbalploeg Lech Poznan. Hij vraagt me een situatieschets van onze moeilijke regeringsvorming. Ik vraag naar het spoorwegnet : het is veel meer ontwikkeld in West-Polen dan in Oost-Polen, steden als Wrocklaw waren voorheen Duits en heetten Breslau. Daarna een bloemlezing over Krakau, Zakopane, Kazimierz Dolny. In Krakau hadden de nazi’s een militair hoofdkwartier in Polen. Terwijl ik plannen bedenk om in 2012 vanuit Warschau naar en over de grens met Oekraïne te fietsen, is de blik van Michal duidelijk westwaarts gericht. Wat ik niet wist : de forse migratie van Polen in de jaren negentig naar Engeland (bijna twee miljoen mensen), deze is nu wel gestopt. De regering moedigt jonge mensen aan om ingenieursstudies te starten. Maatschappelijk werkers daarentegen hebben weinig aanzien en verdienen weinig hoor ik tussen de regels door. ’s Morgens check ik mijn fiets en hoogst vervelend : de achterband is lek. Het wordt geen sinecure om zelfs in een miljoenenstad als Warschau een fietsenmaker te vinden. Een soort ‘Zloty Tarasy’ (Gouden Terrassen) nabij het Centraal Station kunnen misschien hulp bieden, suggereert Michal. Dat is voor straks, we naderen Poznan met een half uur vertraging maar who cares ? Mijn entree in Warschau is lastig. Niemand kent een fietsenmaker en zij die er één kennen, verbannen me naar de buitenwijken. Maar Agneta brengt redding : deze opgeblonken parel van de toeristische dienst fietst immers zelf, eerder zeldzaam gedrag onder de Polen. En Thomas die al vanaf zijn vijfde aan fietsen sleutelt boort een breder gat in mijn wiel en steekt het verlossende bandje op. Fier als een gieter steekt hij de Amsterdamse nagel in de lucht, de Trofee van de Dag. Mijn dag klaart op, ik spoed me naar het historisch hart weg van de lelijke penis-kathedraal die Stalin uit dank voor trouw aan Polen schonk. Dichtbij de Wisla die ik morgen stroomafwaarts wil volgen staat het kasteel van de Poolse koningen. De zalen zijn zeer indrukwekkend, het komt niet op een kilo bladgoud min of meer. Het kasteel is een getrouwe kopie want ook dit monument werd door de nazi’s met de grond gelijk gebombardeerd. Honderden schilderijen, sommigen kunnen niet in onze badkamer ook al zouden we die verdubbelen. De ontvangstruimte, de studieruimte, de diner-ruimte … stuk voor stuk pareltjes met een indrukwekkend verleden. Polen kun je niet bezoeken zonder kerken binnen te wandelen. Vrijdagavond zeventien uur en de Sint-Annakerk zit afgeladen vol. Knielen, rondjes wandelen achter de priester, bij sommige woorden worden de ogen nederig naar de aarde gericht. Flashbacks van Tessaloniki uit 2006. Van één ding ben ik niet goed : de laatste twintig bladzijden van Jeroen Brouwers’ Datumloze Dagen. Nathan sterft en het ontregelt de vader nog meer dan hij al bedremmeld op aarde ronddoolde. Verscheurd door schuld en angst is Brouwers op zijn best. Zoals in de serie De Ronde. Het kussen erop. De ultieme liefde zodat Nathan eindelijk kan sterven. Ik zoek nog een koffieplek op en zoek de straat van mijn eerste couchsurfing-adres, ergens aan de joodse wijk. Anielewickza is makkelijk te vinden, net als ik een boodschap in de brievenbus wil achterlaten spreekt Klara Jozwicka me aan. ‘Are you Stefaan ? ‘ Meteen een warme omhelzing, de fiets wordt naar boven gesleept. Mihal en Klara zijn op veel vlakken on-Pools. Hevig anti-katholiek (anti-paaps, anti-kerk), Kazsinsky symboliseert de domheid en het enggeestig nationalistische Polen voor hen. Het appartement is erg krap, ze verwierven het toen de overgrootmoeder van Klara op haar honderdste ophield met leven. En dan kom ik : de enige ruimte waar je nog een danspasje kan wagen wordt mijn kampeerplek voor deze nacht. Ook met de keuze om op hun dertigste voorlopig en misschien wel nooit aan kinderen te beginnen wijken ze af van het geijkte Poolse patroon. Net als bij mijn treingenoot, ook hier ontgoocheling over de realisaties van de regering –Tusk. De verwachtingen van een jaar geleden zijn bij de jonge progressieve generatie duidelijk niet ingelost, ik denk dat ze zich herkennen in de omschrijving “politiek dakloos”. Wat muziek betreft vinden we elkaar wonderwel. Soundgarden, Smashing Pumpkins, Skunk Anansie en ik word zowaar gehuisvest door Slayerfans van het eerste uur. De enige luxe die ze zich veroorloven is het meepikken van concerten van internationale bands. Dat kan in Praag of in Wrocklaw zijn. Michal is een kolos van 120 kilogram die ik bij het stagediven niet graag zou opvangen. Deze generatie heeft een deftig diploma maar er is ook ontevredenheid over de inhoud van hun job waar ze weinig creativiteit in kwijt kunnen. Ze moeten zich bovendien in de arbeidsonvriendelijke grillen van buitenlandse multinationals schikken . Klara toont me ‘Warszawa by night’ , we maken een ferme lus van twee uur waarna ik haar frigo leegeet. Ze toont me vele plekken waar ik als fietser voorbijreed zoals de markering van de joodse wijk, historisch bekend van de opstand van het joodse getto in 1943 tegen de Duitse bezetter. De Pawiak-gevangenis en executieplaats is nog zo’n plek die je met ontmenselijking en gruwel associeert. De oude ruïnes waar de filmopnames van The Pianist werden gedraaid grenzen aan het centraal station. Mijn indruk : je kan niet zeggen dat de Holocaust op de joden in Warschau wordt weggeveegd. Even verderop : Stalin’s pik. Het Cultuurpaleis is een culturele ontmoetingsplek van nieuw en oud theater, optredens, een zwembad … het heeft voor Klara helemaal geen negatieve associatie met een vergiftigd geschenk van een dictator die miljoenen Polen onder de zoden deed verdwijnen. Gewoon omdat ze Pool waren lees ik tijdens mijn reis in De Goelagarchipel van Solzjenytsin. De enorme kolos staat er nu –schreeuwlelijk volgens mij- en dus gebruiken de Polen het. Zaterdag 2 april ’11 Ik wil starten aan de Tocht der Tochten maar het lijkt wel of dat citaat van Rotthier me achtervolgt : ’Gij zult dwalen’. Opnieuw getjool, de achterband is plat als een vijg. Om tien uur wou ik al flink opgeschoten zijn richting Kazimierz Dolny maar ik neem vrede met het alternatief : wachten tot de fietsenmaker in ‘Nowolpki’ om tien uur de deuren opent. Liever nu lek dan straks ergens in een Pools boerengat waar in geen mijlen een ‘Rovena Servis’ te bespeuren valt. Het belooft een zonnige dag te worden, ik kan starten met ‘Het land is moe’ van Tony Judt of verdergaan in de Goelagarchipel. Janken heeft dus geen zin hoewel ik vier uur wachten wel lang vindt als het kriebelt om te fietsen. Tussen een tiental appartementsblokken in hartje Warschau vind ik enkele banken beschilderd met duivenstront. Het decor van de tiendelige reeks Dekalog van Kieslowski die ik via de bieb van Wetteren ontleende. Why worry ? Boedha is near. 160 kilometer verder. De band heeft vandaag standgehouden, de volle lengte. Over putten en bulten, ‘ulica’s’ waar asfalt is afgevreten. Ik zag vandaag : vrouwtjes zo krom als zevens en negens, kleine oude traktoren, massa’s boeren die hun appelaars en perelaars snoeiden, grote oppervlakten naaldbos, pas de laatste twintig kilometer dook de volle breedte van de Wisla op ter hoogte van Pulawy. Toegegeven : het was een uitputtingsslag, de laatste veertig kilometer waren er al lang teveel aan. De tocht was zeker geen juweeltje en toch verveelde het nooit. Kinderen speelden in Magneszew, kerken als paleizen kruiste ik in onooglijke dorpjes als Gniewoszow. Houten serres werden vakkundig gemonteerd, op één dag zag ik nooit zoveel Jezus-en Mariabeelden langs de weg. Of gedenktekens voor verongelukte wegpiraten. Het was schemerduister voorbij als ik Kazimierz Dolny bereik. Alles doet nu pijn, nek, schouder, boven- en onderrug … het hotel is bekakt maar ik heb geen fut meer om nog een prijsvergelijkende analyse te maken. Ik zal ontbijt nemen voor heel ons gezin om de hoge prijs naar Poolse en mijn normen te compenseren. Verkeer was er ook. Soms ellendig veel, hoewel ik de chauffeurs nooit schurfterig of opdringerig vond. Geen enkele claxon en er zijn er toch minstens duizend voorbijgevlogen. Met die intolerantie voor fietsers valt het dus wel mee. Over de staat van de wegen valt niet één uitleg te geven maar tientallen. Warschau kun je uitfietsen op een perfect ‘Hollandse’ manier en ik was daar met vele recreanten op hun tweewieler. Tussen Konstancin Jeziorna en Gora Kalwaria is het de hel en lastig laveren tussen voor-en tegenliggers, slechts één baanvak is bereidbaar. Maar er zijn ook bebouwde kommen met verse rode klinkers voorzien of tientallen kilometers bosgebied die glijden als een biljartlaken. De omgeving, de sfeer, de mensen op straat doen me denken aan mijn doortocht in 2010 door Slowakije met de Donau op werpafstand. Dus niets bijzonder en dus meer dan genoeg. Bovendien wou ik fietsen en dat deed ik dan ook zo’n acht uur exclusief de korte eetpauzes. In Konary spreekt een veertienjarige , ik noem hem Jaroslav de Profetische Woorden : ‘I think you need better map.’ Die inderdaad veel te weinig gedetailleerd is maar we trekken ons plan. Op het middeleeuwse plein van Kazimierz Dolny eet ik spaghetti en die komt niets te vroeg. Vanavond zal het lukken zonder oordoppen in bed. Morgen probeer ik het oude kasteel op de heuvel vroeg te beklimmen. Kazimierz Dolny is zelfs in het donker een mooie plek. Zondag 3 april ’11 Zowel de burcht uit de veertiende eeuw als de kerk uit de zestiende eeuw zijn jammer genoeg in renovatie. Het bewonderen moet dan ook op afstand, maar de zon laat zich al voorzichtig tonen, lichtbundels in beweging veranderen voortdurend zowel de ruïnes als de dikke kerkmuren. Vorst Kazimierz III Wielki zal hier ook wel een mooie tijd hebben gehad. De legende en mijn ANWB-gids zegt dat ‘de koning een onderaardse gang liet graven van het kasteel naar het nabijgelegen Bochonica. Hier bouwde hij een vesting voor de lieftallige Esterka, de vrouw die hij in zijn latere levensjaren beminde en die hij in het geheim via de tunnel kon bezoeken’. Het ontbijt is rijkelijk. Donker brood met perfect krokante graantjes, rauwkost van geraspte radijs, komkommer, heerlijke paté (al mijn vegetarische voornemens zijn nu even ver weg) besnipperd met verse bieslook, eindelijk een koffie niet uit een wegwerpbeker, beemster- en oude kaas, veenbesjes …. alsof ze Kazimierz III zelf straks nog verwachten. Met zoveel culinair verfijnd genot moet ik wel tot in Sandimierz geraken, het doel van vandaag. Tachtig kilometer verder en een deugddoende koffiepauze in Zawichost op vijftien kilometer van Sandomierz. Wie beweerde er ook al weer dat Polen plat was ? Na vandaag weet ik beter. In deze streek, Malopolska of Klein-Polen is het zelden plat en meer een breed uitgesmeerde Ronde van Vlaanderen. Terwijl de renners afzien op Vlaanderens mooiste en nu ongeveer de Koppenberg of Muur zien, moet ik me met een ferme tegenwind regelmatig schrap zetten en schakelen op hele lichte steken. De tocht is dus pittiger dan gisteren maar het landschap mooier en de streek minder bewoond. De Wisla laat zich meer zien dan zaterdag. Wat ik ook onthou : een oud ventje plast van het verschot als hij mijn zware tank ziet naderen op zijn schoenen, de bloemenverkoper van Opole Lubanski lacht ‘tempo tempo’ en een groepje zigeuners in Jozefow roept ‘bravo bravo’ als ze me gezwind zien dalen. Dat stijgen zou eerder als zielig worden bekeken, vrees ik. ‘Prosto’ blijkt rechtdoor te zijn en ‘lvevo’ links. De Polen zijn ontzettend hulpvaardig en als de tienermeisjes het niet kunnen expliceren bellen ze hun moeder of hun lief. Ne ‘prosto’ alhier en een ‘prawa’ aldaar en ze zetten je weer op weg. De kilometers worden met twee handjes getoond. Op een oppervlakte in een bos spelen vijf jongens voetbal en in Annopol bulken de kerken uit hun voegen. Minstens honderd gelovigen volgen buiten de mis. Klara van Warschau vertelde dat de kerk veel meer macht heeft dan de politieke partijen, de politiek doet niets wat de kerk in het verkeerde keelgat kan schieten. Scheiding van kerk en staat zei u ? Een Attaturk hebben ze hier nooit gekend.Sandomierz. Ik ben in een ongelofelijk verhaal terechtgekomen. Ik fiets via de oude middeleeuwse poort de stad binnen en ben meteen verliefd op de plek. Ik informeer bij de langharige Roman die van zijn groene muntthee geniet op een terras. Hij leidt me naar een hostel maar halfweg zegt hij “you are my guest”. Hij neemt me mee op sleeptouw door Sandomierski. Roman houdt van de Poolse death-metal band Behemoth maar ook van de films van Jim Jarmush, de muziek van Pink Floyd. Ik val van de ene verbazing in de andere. Hij is als vrijwillige diaken verbonden aan een protestantse kerk waar hij onder andere drumt voor de gelovigen tijdens de gospelachtige vieringen. Hij staat ook in voor het logistieke en in een buitenwijk staat Zijn Kerk waar hij ook woont. Zijn gemeenschap steunt projecten in Ethiopië. Wat dus begint met de duivelse muziek van Behemoth eindigt met een overnachting in het huis van zijn god. Over Donald Tusk weinig mening, de communistische tijd associeert hij met een “slechte” tijd. Hij musiceert in diverse jazz-en soulbands in binnen-en buitenland. Hij loopt hier rond in een gebatikt Love and Peace t-shirt, niet het type dat je met een religieus engagement associeert. Ik denk na over toeval. Was ik een half uur later of vroeger op dit marktplein gearriveerd, was ik aan een ander terras gaan informeren, was Roman binnen thee aan het drinken dan zat ik nu ergens anoniem in een hostel. Roman zit vol humor, hij speelt constant theatrale stukjes over Ziggy Marley, over Goran Bregovic, over Jaruzelski. In de ruimte van de gebedsdienst staat zijn drum opgesteld en een veertigtal stoelen. ‘We are a very little church’. Het gebouw is gloednieuw. Ik geef hem als geschenk de soundtrack van Dueling Banjos van de schitterende film Deliverance , in de keuken maakt hij een kan Bosnische kersenthee. Er rijden treinen van Sandomierz naar Krakau, verzekert hij me. Alles loopt op meer dan wieltjes, treinsporen. Waar heb ik dit allemaal verdiend ? Van zoveel gastvrijheid word ik wat week vanbinnen. Maandag 4 april ’11 Roman is nu helemaal op dreef gekomen. De protestantse kerk is een levende kerk, de katholieke is meer een traditie, een kerk van een gestorven Christus. Tijdens de erediensten gaat het er dan ook bijzonder uitbundig aan toe in de Afro-Amerikaanse traditie van Aretha Franklin en Mahalia Jackson. Poolse gospels met veel slagroom. Roman projecteert een aantal live-fragmenten met de beamer. Ik krijg cassettes toegestopt van enkele Poolse bluesiconen en een Slavische variant van Pink Floyd. Deze man ademt muziek en ik moet toegeven : hij laat me de eclectische muziek van zijn bands horen en het klinkt fantastisch. We wandelen ’s morgens nog even de stad in en volgen de koninklijke weg tot aan het middeleeuwse marktplein. De fiets verdwijnt in de laadruimte van de bus en voor amper eenenderig zlotys laat ik me naar Krakow voeren. 162 kilometer vertellen de wegwijzers. Krakow is zo’n interessante parel overladen met kunstschatten dat ik hier minstens twee nachten wil blijven. De zoutmijnen van Wielicka en het vernietigingskamp Oswiecim liggen op respectievelijk twintig en vijftig kilometer. Krakau. Ontzettend overweldigend. Zesduizend historische gebouwen en monumenten en 2,3 miljoen kunstvoorwerpen. De Lakenhal is een goed vertrekpunt. De Mariakerk is de mooiste en indrukwekkendste kerk die ik ooit heb gezien. De kerk is meer dan zeshonderd jaar oud, het altaar één van de grootste en rijkste van Europa. De oude joodse wijk Kazimierz is wereldbekend en ligt net buiten het historische hart van de stad. Je vindt er vele synagogen en de wijk herinnert aan de deportaties naar Belzec en Oswiecim. Na een verplichte eetstop –een spaghetti waarin het wemelt van de lookbrokjes- bezoek ik Yidishland, een tentoonstelling over de joden in Polen tussen 1930 en 1939. De foto’s zijn van de hand van Menachim Kipnis (1878-1942), een populair figuur in de joodse culturele scene voor de tweede wereldoorlog. Beelden tonen welgestelde en verarmde joden, muzikanten en bezoekers van sanatoria en tweedehands kledijmarkten. Net als zoveel anderen sterft Kipnis in het joodse getto, zijn vrouw wordt vermoord in Treblinka. Een krankzinnig ‘doorsnee’ verhaal in die tijd in Polen. De bibliotheek verbonden aan een oud gebedshuis omvat duizenden werken over de joods-Poolse geschiedenis. Primo Levi, Hannah Arendt, klezmermuziek, getuigenissen, ontelbare levens-en dodenverhalen … ik schaf me een Nederlandstalig werk aan over de opstand in 1943 in Warschau. Daarna : oude synagogen, het joodse kerkhof, je kunt hier in tientallen restaurants koosjer eten. Ik neem mijn intrek in een goedkoop hostel, voor tien euro’s lig ik alleen in een ruimte met tien bedden. Na een douche : van Sofie hoor ik dat een nonkel gestorven is en via sporza.be dat Nuyens de Ronde won. Ik maak voor vandaag nog een late wandeling langs de Wawel en de kathedraal die ik morgen zeker wil bezoeken. De Sint-Barbarakerk is wel nog open en zit opnieuw …. tjokvol. Hier wordt dag en nacht gebeden, is er een vromer land op aarde dan Polen ? Dinsdag 5 april ’11 Zeer goed geslapen. Iemand raadde me in mijn droom aan meer selder tussen de aardbeiplanten te zetten. In een traditionele koffiebar –het ontbijt met twintig klagende Duitse meisjes over een tekort aan broodjes en vuile messen heb ik zo vlug mogelijk ontvlucht – met expressionistische schilderijen –een verademing naast alle geweld die ons elke dag opgedrongen wordt- draait The Final Countdown van Bon Jovi (of was het Europe ?). Het lijkt haast symbolisch … een land op zoek naar zijn identiteit. Waar Johan de Boose –Vlaanderens Polenkenner bij uitstek- interessante bespiegelingen over maakt in “Alle dromen van de wereld”. Over literatuur gesproken : ben deze morgen in ‘Het land is moe’ van Tony Judt begonnen. Over het belang van een sterke overheid. Zijn pleidooi staat ver van het nihilisme van rechts of een doorgeslagen socialisme uit het verleden. Kunnen we vertrouwen op medeburgers en de staat zelf vraagt de inmiddels overleden Judt zich af ? Een boek die mijn groene mentor Robert aanraadde en ook Dominiek van Victoria Deluxe moedigde me aan dit ter hand te nemen. Eéntje om u te verleiden, ik wil het boek graag verletsen : ’Economistisch denken , zoals we de afgelopen dertig jaar hebben gedaan, is de mens niet eigen. Er is een tijd geweest waarin wij ons leven anders organiseerden.’ Ik begin me erg voorzichtig te oriënteren in Krakau. Met de fiets heb je het voordeel erg makkelijk in een korte tijd meerdere kerken en monumenten te kunnen combineren. Aan het imposante Grunwald-standbeeld plakt haast de Sint-Florianuskerk uit de twaalfde eeuw met een erg rijke geschiedenis. Alle overleden koningen passeerden hier vooraleer op de Wawel een laatste parkeerplaats te krijgen. Ook in deze kerk werd op geen kilo bladgoud gekeken. Het bezoek aan de kathedraal is nu al het absolute hoogtepunt van mijn verblijf aan Polen. De graftombes van zowel de belangrijkste aartsbisschoppen, kardinalen, koningen en dichters liggen in zeer rijkelijk versierde zware stenen of ijzeren omhulsels. De gezagsdragers van de geschiedenis van Polen vanaf 1200 zoals bisschop Stanislas (1253), Koning Kazimierz III Wielki, maar ook Frederik Chopin en de grote dichter Adam Mickiewicz passeer ik. Bij het naar buiten gaan de marmeren kolos met het lichaam van de verongelukte president Kaszynski en zijn vrouw. De kathedraal is niet enorm groot maar elke zijkapel in de zijbeuken is een juweeltje. Mijn ANWB-gids heeft gelijk als ze vermeldt : dit is absolute verplichte kost als je in Krakow bent. De klok van de oude koning Sigismund is een verhaal apart : ze weegt zesduizend kilo en in de winter komt daar door opslorping van vocht honderd kilo bij. Kunstsmeden uit Nürnberg vervaardigden deze prachtige kolos in 1520. Vanaf dit hoogste punt heb je een weergaloos uitzicht op de stad. In deze oude Poolse tijd werden veel Italiaanse kunstenaars door vorsten en de kerk aangetrokken. Het stikt hier van de gidsen en het aantal toeristen is nu al soms te veel naar mijn goesting. Voordeel is wel dat je interessante flarden uitleg opvangt. Dat Krakow bijvoorbeeld veel affiniteit heeft met Praag en Boedapest omdat ze ooit onder heerschappij van het Habsburgse Rijk een deel waren van Gallicië. In de kelders van de kathedraal : meer graftombes. In de laatste twee kapellen : schitterende brandglasramen, prachtige plafonds, sarcofagen van rode marmer met witte spikkels. Ik begin er melig van te worden : ‘Wish you were here, Sofie’. (Hoewel mijn liefste eerder de bergen verkiest). Ik verlaat de kathedraal en trek naar de burcht enkele meters verderop. Deze plek is het ‘Hradcany met de Sint-Vituskathedraal’ van Praag waar ik in 1988 met Steve ogen te kort kwam. Het kasteel werd bewaard vanaf de twaalfde eeuw, Krakow was lange tijd politiek veel belangrijker dan Warschau en alle expressie van die macht en rijkdom wordt zowel in de staatsvertrekken als in de privé-ruimtes van de burcht gesymboliseerd. Het binnenplein alleen al is magnifiek. Voor de binnenvertrekken onderga je een strenge metaaldetectie maar als vormingswerker in de gevangenis ken ik deze geplogendheden. Het is onmogelijk om stil te staan bij de vele honderden schilderijen, meubelstukken, tapijten, schalen, kommen, tronen, stoelen. De plafonds alleen al zijn verrukkelijk. In één ruimte hangen in de nissen van het onderdak houten gekapte koppen die bezoekers star aankijken. Voor de privé-collectie zijn we zalig overgeleverd aan de passie van Agnieszka die ons in één uur tijd door twintig zalen loodst. Twee Zwitserse kranige zeventigplussers vertrouwen me toe : “Yesterday we had an exhibition, it was like jogging”. Het gaat me ook wat vlug en dus neem ik wat notities om dingen bij te houden. Veel houtsnijwerk komt uit Frankrijk, schilderijen zijn vaak van Vlaamse Primitieven , komen uit Holland, van Lucas Cranach, heel veel uit Italië. Sommige Italianen verbleven permanent in Polen. Reusachtige tapijten uit de vijftiende eeuw werden in Brussel en Oudenaarde besteld. Er hangt een prachtige kopie van Hiëronymus Bosch. Een gotische tafel hier, een classicistisch deurportaal daar : we zijn in het walhalla van het Poolse culturele erfgoed. Meubels uit Gdansk/Danzig (toen een deel van Oost-Pruisen), vazen uit Delft, porselein uit het Duitse Meisen van Joachim Kändler. Heel Europa leverde aan Krakow. De nazi’s namen hier in november 1939 hun intrek, menig zwijnerijfeestje vond hier plaats. Veel kunst verdween of moest in allerijl weggestopt worden, tot in Canada toe. Niet alles werd nadien gerecupereerd maar toch ontzettend veel. De woelige geschiedenis van Polen – de Eerste en Tweede deling, de Unie met Litouwen, de desastreuze tweede wereldoorlog …- het is één van de rode draden van deze unieke collectie. In 1787 verbeef hier de laatste koning. We eindigen met Agnieszka in de ‘smokers room’ . Er hangt een prachtig schilderij (te groot voor onze veranda en die van de buren samen ) dat toont hoe de kroning van een koning plaatsvond. Door de adel natuurlijk. ‘Democratic royalty’ … op een uurwerk uit lang vervlogen tijden lees ik 14u50. Agnieszka holt naar een volgende groep toeristen. Hoeveel keer per dag kun je je zo totaal geven aan een groep wildvreemden ? Dit is zo’n gids waar je na een gidsbeurt nog een kop koffie mee wil drinken, wat doordrammen over de middeleeuwen in Polen maar dat zijn een paar illusies teveel. Ik ben pompaf. Ik kan me moeilijk mentaal verbinden met de tocht naar Auschwitz van morgen. Koningen en bisschoppen lieten de hemel verven op hun plafonds, uitgerekend in de twintigste eeuw was er een rijke Duitse cultuur die de vernietiging van joden, zigeuners, intellectuelen … organiseerde. Het is onder andere Tony Judt die ook hierover reflecteert in ‘Het land is moe’. Het interessante aan zijn politieke visie is dat hij de geschiedenis voortdurend integreert in zijn Schrijfsels. Met grote S, jawel. Wat nog doen vandaag ? Wachten tot de zondvloed buiten over is. Het valt nu met bakken uit de lucht. En misschien naar Nowa Huta fietsen ? Daar wordt in de toeristische kiosk nergens met een letter over gerept. Nowa Huta was het communistische antwoord op het heilige Krakow. Tien kilometer later fiets ik in de “Nieuwe Oven”. Heel erg verschillend met uitzondering van de omvang is Nowa Huta niet van andere hoge wooncomplexen in het vroegere Oostblok. Als ik terug in mijn hostel arriveer staat de perfect Engelstalige Martha me te woord. Ze studeerde culturele antropologie en literatuur, een intelligente madam, je merkt het aan de snedigheid en de nuance waarop ze mijn vele vragen beantwoord. De grote staalfabriek was het bindmiddel van Nowa Huta. De laaggeschoolde plattelanders van de regio konden er met duizenden tegelijk werken en wonen. Nowa Huta was ook een totaalantwoord : medische voorzieningen, scholen … alles werd in het gebied zelf geconcentreerd. De staalfabriek is nu elk jaar meer en meer in verval … We weidden uit over het katholieke karakter van Polen. Het geloof was voor de Polen in alle eeuwen van onderdrukking, van onvrijheid of politieke repressie een belangrijk houvast. Ook de communisten lieten het gedijen ook al werd priester Popiescu in 1949 nog vermoord en is juist daarom een nationale held. Ook in de naoorlogse periode werden gelovige Polen niet vervolgd zoals onder Stalin in Rusland, kerkbezoek vond onafgebroken plaats. Zelfs de communisten, Lech Walesa en Donald Tusk verloochenen en verloochenden hun katholieke roots niet. Met de herdenking van het vliegtuigongeluk van president Kascinsky nu zondag één jaar geleden is de slinger echter te ver aan het doorslaan voor Martha. De partij van wijlen Kascinsky is het verdriet en alle emo aan het kanaliseren voor eigen politiek gewin. En dat is een veel te zware ethische aanfluiting, voor veel jongeren trouwens. We leggen vanuit het hostel contact met Dorthe van Wrocklaw. Ik vraag of ik nog steeds terecht kan voor een ‘couch’ bij hun vrienden in Gliwice. Gliwice en bij uitbreiding de hele regio rond Katowice is of zeker was de meest vervuilende regio van Polen. De ijzerkoolmijnen geven het gebied nu een desolate blik. Katowice en alles daar rond is volgens Martha sterk verpauperd door de eenzijdige economische ontwikkeling van de vroegere mijnactiviteit. Dit gebied heeft dringend nieuwe impulsen nodig, zoals het Ruhrgebied in Duitsland zich via kunst, architectuur en natuurontwikkeling naar een tweede adem zoekt. Het verhaal van Gliwice doet me denken aan Chemnitz, het vroegere Karl Marx-stadt. In Nowa Huta heb ik blijkbaar het interessante centrum gemist. Le Corbusier heeft daar enkele mooie staaltjes van architectuur gerealiseerd. Arcades, brede lanen, bijzondere architectuur … misschien ooit eens grondiger overdoen ? Alles bij elkaar heeft Krakow gedurende twee dagen een meer dan onvergetelijke indruk gemaakt en wil ik hier voor mijn pensioen nog eens met Sofie in de straten flaneren. Ik schrans –er is niet alleen huidhonger maar ook fysieke honger – zware Poolse kost. Kool die erg geurig smaakt, iets met linzen en rijst en een lookworst op de barbecue. Voor enkele euro’s ben ik opnieuw opgelapt, je eet hier inderdaad twee keer zo goedkoop als in België. De plannen morgen zijn : vroeg opstaan, tachtig kilometer fietsen naar Auschwitz, tijd nemen voor Birkenau en Auschwitz en mogelijks doortreinen naar een nieuw contact in Gliwice. Ik vergat te melden dat ik een heerlijke overdekte markt bezocht in het hart van Krakow. Vooral boerinnen verkochten er hun waren : eieren, appels, platte kaas, gerookte salami … Even verderop het dubbele gevoel : oudere vrouwen staan er op de niet overdekte plekken met soms twee of drie kleedjes … als toeschouwer doet het pijn dat ze niet gewoon onbekommerd zoals in een deftige welvaartsstaat van hun pensioen kunnen genieten. Als ze niet hard moesten knokken voor deze extraatjes, stonden ze hier toch niet ? Denk ik . Maar misschien is mijn analyse te kort door de bocht, ik blijf een buitenstaander voor veel dingen. En ik kan toch niet alles aan Martha vragen ? Woensdag 6 april ’11 Twee bananen, één potje kwark, vier pistolets, twee appelen, twee koffies : zoiets had ik ongeveer nodig na negentig kilometer fietsen. De vijftig kilometer van Krakow naar Ausschwitz blijken er tachtig te zijn, maar dat is dan weer gemeten langs een kaarsrechte autostrade. De teller staat na vijf uur fietsen op negentig en ik ben op zijn minst nog dertig kilometer van Oswiecim verwijderd. Maar da’s allemaal bijzaak want vandaag slingerde de weg zich door grote stukken bos met af en toe fietsbewegwijzering. Anderzijds : zelfs met een behoorlijk gedetailleerde kaart die ik in Krakow kocht, is het zeer lastig om me te oriënteren. In de meeste dorpjes zijn er niet een klein beetje maar gewoonweg geen wegwijzers. De priester,de boer, het tandeloze vrouwtje … met een ontroerende overgave wijzen ze me de weg naar het volgende dorp op de kaart. Het hele gebied tussen Krakow en Auschwitz kleurt groen op de kaart, ik blijf de Wisla volgen. Na mijn pauze in een wegrestaurant in Babice –doodgewone cafés zijn zeer schaars op het platteland – hoop ik zonder kleerscheuren of fietspech via Zagorze en Chelmnek te geraken waar ik wellicht zal overnachten. Oswiecim. Ik bezoek eerst Birkenau of Brzezinka in het Pools. Verleden jaar bezochten 1.380.000 mensen over de hele wereld deze plek. Over de kampen zijn bibliotheken vol geschreven en kan ik niets toevoegen. In vergelijking met het kamp van Mauthausen in Oostenlijk nabij Linz waar ik in 2010 passeerde valt op hoe enorm uitgestrekt deze site is. De centrale poort is vooraan en helemaal loodrecht daarop, misschien één kilometer verder vind je de door de nazi’s zelf gedynamiteerde crematoria. Van buitenaf, Poolse bewoners woonden op amper honderd meter buiten de draad, werd de buren wijsgemaakt dat de crematoria de verwarmingsinstallaties waren voor de kampbewoners. Hoe cynisch : er werden bloemen rond de verbrandingsplekken voorzien zodat het allemaal een gezellig uitzicht kreeg. Joden over heel de wereld vonden de dood, slechts enkele duizenden totaal verzwakt overleefden Birkenau. De medische experimenten van Josef Mengele vonden hier plaats. De crematoria konden vaak de toevloed niet bolwerken, vrouwen en kinderen moesten vaak enkele meters verder tussen de bomen wachten op hun dood. De hele psychologie was erop gericht geen paniek te laten ontstaan, wie vragen bleef stellen werd uit de groep verwijderd en op een andere plek met een nekschot afgemaakt. Rondleidingen vonden tot 1964 uitsluitend plaats door overlevenden. Velen wilden ook niet getuigen, eeuwig getekend. De barakken zijn talrijk. Vaak moesten vierhonderd gevangenen in extreme omstandigheden hier de nacht doorbrengen. Velen stierven van totale uitputting (honger, ziekte …) in de barakken zelf. Bij aankomst werden werkbekwamen gescheiden van wie niet tot werk in staat was. Die laatste groep werd zo vlug mogelijk vergast. Veel Hongaarse joden en zigeuners vonden hier de dood. De barakken tartten alle verbeelding, zo ver beneden alle waardigheid. Slechts zeven personen stonden per ‘shift’ in voor het verbranden van de lijken. Ik vermoed dat het een bewuste keuze was om het gruwelijkste werk door zo weinig mogelijk personeel te realiseren. Birkenau is voor vandaag meer dan genoeg. Dit is eigenlijk al veel te veel om te plaatsen en ik denk er zelfs over na om Auschwitz op een andere keer te bezoeken. Een politie-agent –het is bijna zes uur – leidt me als één van de laatsten naar de uitgang. Ik zoek een hostel. De hulp die de Polen keer op keer aanbieden is van een ongekende schoonheid. De verkoopster van het documentatiecentrum in Auschwitz deze keer doet een telefoontje naar een vriendin van een hostel op het centrale marktplein van Oswiecim. Na veel heen-en weer gevraag bel ik op het belletje van de juwelenwinkel annex kamerverhuur. De zaak is vlug beklonken. Na de douche spoed ik me naar ‘Max Café’. De jonge diensters kijken raar op als ik na een spaghetti nog een vegetarische salade bestel. De lange fietstocht drukt zich onder andere uit in een voorlopig niet te stillen honger. In Birkenau koop ik het boek ‘Het Nederlandse horloge’ van Tadeusz Sobolowicz , een Pool uit Poznan die zeven kampen overleefde. In Auschwitz schrijft hij : ‘Opnieuw kreeg ik zware gedachten. Dus mijn vader zit hier ook in Auschwitz.’ Zijn vader zal het niet overleven, zijn moeder wel. Met een horloge van een Nederlandse jood geraakt hij in de keuken tewerkgesteld, wat uiteindelijk zijn redding zal betekenen. Donderdag 7 april ’11 In KI Auschwitz werden 1,3 miljoen mensen vermoord waarvan 1,1 miljoen joden van over de hele wereld, vooral uit Polen en Duitsland. Voor een bezoek aan Auschwitz moet je meerdere uren voorzien. De executieplaats, de folterkamers, de reiskoffers, brillen, schoenen, potten, de medische experimenten, de willekeur, de uitputting, de omstandigheden waarin de nacht werd doorgebracht, opeen gehokt veel erger dan dieren … Auschwitz is gruwel in het kwadraat. Er zijn ook tentoonstellingen die focussen op : priester Kolbe, de verzetsbeweging, de solidariteit, kunst en religie. Meer dan zevenhonderd ontvluchtten Auschwitz, vierhonderd werden terug gevat. In één van de barakken worden onder supervisie van Primo Levi de Italiaanse slachtoffers in herinnering gebracht, op het eerste verdiep in het zelfde gebouw stelt men zich de vraag : ‘Hoe kon het gebeuren dat 107.000 van de 140.0000 joden uit Nederland werden weggevoerd naar Duitse kampen en slechts 5500 joden dit hebben overleefd ?’ Het grootste deel van hen kwam hier om. Isolatie en deportatie. Ik startte mijn reis in Amsterdam,het lijkt wel of de circel zich sluit …. Vanuit Westerbork worden de meeste joden naar het oosten op treinen gezet. Westerbork diende eerst om de joodse vluchtelingenstromen in een ‘werkdorp’ op te vangen. Vanaf het moment dat Nederland officieel met Duitsland in oorlog was, geraakt het drama in een stroomversnelling. Rudolf Breslauer (1904-1944) maakt op 19 mei 1944 opnamen van de trein die met 453 mensen, (joden, Sinti en Roma) naar Auschwitz vertrok. De beelden zijn van een behoorlijke kwaliteit en historisch uniek. Honderden mensen arriveren gepakt en gezakt aan het station. Wagons worden afgegrendeld. Het cijfer vierenzeventig wordt op één van de compartimenten geschilderd. De dodentreinen zetten zich in beweging … Etty Hillesum schrijft in een brief over deze transporten : ’Het is soms net of het allemaal niet echt is, wat er gebeurt.’ (1943, Westerbork). In Amsterdam worden in 1941 joodse raden opgericht die later een instrument van de Duitsers zouden worden. Joden in Nederland mogen vanaf dan niet langer naar de film, het park, het zwembad, mogen niet meer verhuizen … alle verboden worden in het ‘Joodsche Weekblad’ gepubliceerd, een uitgave van de joodse raad. Om te eindigen een citaat uit het bekende dagboek van Anne Frank (1944) : ‘Ik zie hoe de wereld langzaam in een woestijn herschapen wordt, ik hoor steeds harder de aanrollende donder, die ons ook zal doden, ik voel het leed van miljoenen mensen mee.’ Terwijl ik eigenlijk het bekende opschrift ‘Arbeit macht Frei’ zoek, passeer ik nog het Hongaarse en Poolse paviljoen. Anders dan de Nederlandse tentoonstelling zijn dit hele donkere zalen, veel schokkender van opzet, bijzonder onverbloemd, daders met naam en toenaam. Ook al zijn er momenteel honderden jongeren, joodse, Poolse, Amerikaanse, ik ben hier moederziel alleen. De foto’s en de filmbeelden belichten zeer uitgebreid de terechtstellingen, executies, ophangingen, lichamen van vrouwen van drieëntwintig kilo, de holle ogen, mannen die zitten te huilen. M’n maag krimpt, hoe is het mogelijk dat een ideologie tot zoiets in staat is geweest ? In tegenstelling tot Birkenau is het museum van Auschwitz enorm uitgebreid gedocumenteerd. Thuis wil ik verder lezen in ‘Doodgewone mannen’ van Christopher Browning. Ik neem de trein naar Katowice via Chechowice. De stoptrein doet wat hij moet doen : overal stoppen, zelfs op plaatsen waar geen naambord hangt. Na mijn overstap geraak ik aan de babbel met Marcelina, getrouwd met een Brit en dus perfect Engelstalig. Ze excuseert zich voor haar baby van veertien maanden maar “ik heb er zelf vier” en het ijs is meteen gebroken. Ze woont in Bielsko-Biala dat ik met bergen en natuurschoon en de Tsjechische grens associeer. Altijd welkom en het lijkt me een heerlijke plek om te passeren, ze stelt zelf voor haar e-mailadres in mijn notitieboekje te noteren. Met alle contacten kan ik makkelijk twee vakanties vullen al couch-surfend. In Katowice bezoek ik een reusachtige kerk, voor de verandering is ook nu een misviering bezig. Een gitaar begeleidt frêle kinderstemmetjes, vol van Jezus Christus. Na een traditionele koffie (op zijn Turks of Bosnisch of oosters zeg maar) en de inkoop van wat bio-appelen waag ik me nu door het drukke centrum van Katowice naar Gliwice. In Oswiecim had ik vanuit een publieke telefooncel contact met mijn derde couchsurfingadres : Rafael Jurkuwieca biedt me een zetel, of iets meer of iets minder aan. Couchsurfen is je altijd laten verrassen. Na verassing tijd voor verrassing …. Vijf Polen met ferme glazen bier halen detailkaarten van Katowice en regiokaarten boven om me een route richting Gliwice aan te wijzen. Daar bij ook tegelijk de ontmoedigende woorden “je hebt minstens vijf uur nodig om daar te geraken”. De bonobo met huidhonger in mij wordt wakker, ik lach en wimpel hun bezwaren weg. Na amper vijf kilometer breekt een onweer uit en ben ik hopeloos de verkeerde richting uitgereden. Katowice heeft inderdaad niet de overzichtelijkheid van het dorp van Wim Sonneveld … Bonobootje gaat weer slapen, ik neem wijselijk het besluit vanuit een buitenwijk terug te treinen en vanuit het hoofdstation naar Gliwice te sporen. Ben al blij dat ik met geen van die vijf pintelierders mijn coupé moet delen. Ik zou het ze niet kwalijk kunnen nemen als ze me eens heel hard zouden uitlachen. Ik heb vijfenveertig minuten (of meer natuurlijk) om in een ferm uit de kluiten gewassen stad als Gliwice (genre maxi-Sint-Niklaas of mini-Gent) de woonplaats van Rafael te vinden. Het is donker en iets in mij zegt dat het een lastige klus wordt. Maar wat je moeilijk inschat, gaat soms vanzelf. De Ulica Cyranecki wordt me haarfijn in het Duits door een Poolse taxi-chauffeur uitgelegd. En dus fiets ik er haast blindelings naartoe. Rafael en Maya zijn een fantastisch koppel, couchsurfers eerste klas. Na de soepbouillon, de slaatjes, de sausjes, de worsten, de roomboter komen de gesprekken pas echt op gang. Je voelt aan alles dat Rafael een intellectueel is, veel rondgezworven, veel nagedacht, veel gelezen, voortdurend aan het studeren. Zijn ouders waren ontzettend actief in de verzetsbeweging Solidarnosc en hevige anti-communistische militanten. Er werden illegale blaadjes bij hem thuis gedrukt, aan politieke gevangenen werd verboden literatuur bezorgd. Het lijken wel verhalen uit de Goelagarchipel . Het Russisch dat hij leerde op school werd als de taal van de bezetter gepercipieerd en van thuis uit werd hij gestimuleerd in deze negatieve gevoelens. Er worden grappige én karikaturale anekdotes bovengehaald van de verplichte schrijfuitwisselingen met jongeren uit Siberië of de Kaukasus. Zo herinnert hij zich een brief van een Siberische jongen die in volle winterperiode schreef dat de rivier nu bevroren was en hij in amper één uur op school geraakte. In Polen waren de winters natuurlijk een stuk comfortabeler. De briefwisselingen kaderden in de vriendschap der communistische volkeren. Rafael ontpopt zich in het gesprek ook tot een eminent Balkankenner als hij de Sloveense ziel typeert. Omdat het meer een bergvolk was kon de Servische opdringerigheid er veel minder penetreren. Tito hield zogezegd de boel bijeen maar onderhuids broedde veel onenigheid die fataal werd in de gekende oorlog. Hun stijl van reizen doet me erg nadenken over mijn stijl van ‘moving on all the time’. Als ze op vakantie gaan proberen ze op één plek te blijven en diep te infiltreren om een bevolking in de diepte te leren kennen. We hebben het nog over het verschil in mentaliteit tussen Katowice en Gliwice, over de identiteit van een Sileziër, over de hypocrisie van het geloof en dat het volgens Rafael eigenlijk vooral over sociale kontrole gaat, dat slechts 0,3% van de Polen één boek per jaar leest inclusief atlassen … Over de Duitse beweging ‘Bund der Vertriebenen’ die Silezië terug aan Duitsland wil hechten, over de verwantschap met de Tsjechen (op amper zestig kilometer ligt Ostrava), over de route van morgen, over Wrocklaw en hoe bijzonder de stad is op vlak van architectuur. Ik installeer mijn bed met een echte matras eronder en voel me weer ongelofelijk welkom in Polen. Vrijdag 8 april ’11 Op de kaart ziet het eruit als een pietluttig stukje : van Gliwice naar Kedzierzyn-Kozle, voor mij was dit een tocht waarbij vooral gebeukt moest worden tegen een strakke koude wind. Van negen uur tot kwart voor twee gefietst, dat moeten zo’n negentig kilometer zijn geweest. Vandaag zeer bosrijk gebied kunnen doorkruisen wat deugd deed. Verschillende dorpen rond Rudziniec hebben houten kerken, die van Zernica uit 1648. De fietsinfrastructuur staat nog in zijn kinderschoenen, als je al eens een stuk bewegwijzerd fietspad volgt moet je over bospaden met mul zand of dikke onhandige keien. Het afscheidsontbijt met Rafael heeft weeral een diepe indruk op me nagelaten. Ik neem meer te weten over zijn politieke ideeën, zijn idealen, over de Poolse landbouw. Hij noemt zichzelf centrum-links maar herkent zich in geen enkele politieke partij en wacht ongeduldig op een groene bredere stroming. Zijn droom is om een gezondere regio te bewonen en er een eko-huis van leem te bouwen. Dat brengt ons meteen bij de belabberde staat van de landbouw en de boeren. Het is voor Rafael erg schokkend te moeten zien dat kleine boeren niet meer kunnen overleven, enkel nog voor eigen voedselvoorziening kunnen instaan. De prijzen die boeren krijgen (en dat is natuurlijk geen Pools verhaal alleen) is ontoereikend, kleine boeren verdienen nog het zout op de patatten niet. Het allesverwoestende kapitalisme is voor Rafael hoofdoorzaak nummer één. Met het mislukken van de ‘homo sovieticus’ is een eenzijdig economisch verhaal Polen gaan domineren. Premier Tusk is daar onder andere één van de vertegenwoordigers van. Wie vroeger grond bezat, had aanzien. Nu zijn het grote concerns die slecht voedsel produceren. ‘Growing’ is vervangen door ‘producing’ met alle fatale gevolgen : kleine boeren worden doodgeknepen, dumpingprijzen, kwaliteitsverlies van voedsel, junkfood in de rekken . Het verhaal heeft natuurlijk ook een sociaal-economische dimensie : zelfs het goedkope voedsel is voor veel Polen nog te duur. Hij twijfelt of er voor Polen in de eurozone plaats is, nu ook Portugal bankroet is na Ierland en Griekenland. Hij wil de zloty nog even behouden. Volgens Rafael boert de eurozone intussen wereldwijd sterk achteruit ten opzichte van de nieuwe spelers als China en India. Hij noemt zichzelf een pessimist omdat er meer dan één omslag tegelijk nodig is. Samen met een ngo van Gliwice startte hij een letssysteem op (bank of time) dat echter niet van de grond kwam. Voor een Pool is het volgens Rafael moeilijk te begrijpen dat één uur wieden of één uur een PC herstellen gelijke arbeid kan zijn. Er is ook (én dringend getuige de vele vuile rook die ik in de dorpen overal inadem maar vooral voor de Polen die er voortdurend aan blootstaan is dit erg) een ekologische omslag nodig op vlak van huishoudelijke verwarming. Veel Polen verbranden zowat alles in hun kachel, pas als je hen confronteert dat vrijgekomen dioxines hun eigen kinderen doden lijken ze wakker te worden. Het bewustzijn staat nog nergens op dit vlak. We ontbijten lang en smakelijk. En wijdden nog uit over de Tsjechen die dichter bij de Duitsers staan en in Rafaels ogen minder achterstand hebben. Rafael maakt zich zorgen over de segregatie van migrantengemeenschappen, hij was getuige van Marokkaanse wijken in Rotterdam, Algerijnse quartiers in Marseille, onhoudbaar en explosief. Ik ben hier altijd welkom en daar is geen woord van gelogen. Ik denk : hij wil andere stappen met zijn land, minder alles overboord gooien. Misschien bouwt hij ooit over de Silezische grens aan een nieuw bestaan ? Op de trein naar Wrocklaw via Opole verbroeder ik met iemand die zichzelf ‘clochard’ noemt, het is te zeggen : hij verbroedert met mij, heeft honger maar mijn laatste brood en kaas zijn net op. Ik scharrel in mijn tas en vind wat koekjes, droge wordt en dadels. Hij neemt alles aan, stapt uit in Brzeg en bedankt me hartelijk. Polen is altijd weer anders. Wrocklaw. Maja Wolny van de vroegere Slavische boekhandel Postviadrina had me de stad met veel geestdrift aangeraden. Het waait als gek maar het centrale oude marktplein is even mooi als dat van Krakow. Ik bezoek de Kathedraal, de Sint Maria-Magdalenakerk, het Universiteitsgebouw, bots op monumenten uit lang vervlogen tijden en meer recente. Als de duisternis valt zoek ik mijn derde en laatste couchsurfingadres op, Dorthe en Peter wonen op een behoorlijke afstand van het centrum in een rustige buitenwijk. Na veel gevloek en het nemen van verkeerde rijrichtingen vind ik de Ulica Slonejca nummer vijftig. Het is er nog een drukte van jewelste, de drie kinderen zijn nog wakker. Dorthe spreekt beperkt Engels, met Peter komen lange gesprekken vanaf negen uur op gang. Onze interesses zijn in alle geval deels gelijk : hij is rechter voor burgerlijke zaken variërend tussen dertig en 75.000 zloty in de stad. Razend interessant om inside meer te horen over het Poolse rechtssysteem. Over strafrecht weet hij minder maar toch maken we allerlei omwegen naar thema’s als overbevolkte gevangenissen, geïnterneerden, behandeling van klachten van Poolse gedetineerden, recidivisme, de verhoogde aanwezigheid van Roma in detentie, de gerechtelijke achterstand, politieke benoemingen … Ik drink niet elke avond rode wijn met een Poolse rechter, hij neemt volop zijn tijd voor genuanceerde en kritische antwoorden. Over de Poolse landbouw is hij voorstander van een selectiever toekennen van Europese subsidies en deze meer te oriënteren naar goede investeringen, zinvolle moderniseringen. Veel boeren krijgen nu geld per ha zonder meer, zowel om het land braak te laten liggen als om het land te bewerken. De herdenking van zondag gaat ook voor Peter veel te ver, nationale emoties worden politiek zwaar uitgebuit. Radio Marya kadert in een Poolse ideologie die hij zondermeer met rechts en extreem-rechts verbindt. Aan het ontbijt –hij biedt me heerlijke pompoen-met-citroen marmelade aan- praten we verder. Net als Rafael houdt hij van de Tsjechische humor, hun relativeringsvermogen, hun lichter door het leven gaan. Ik onthoud en wil dit thuis toetsen met enkele Slavofielen : Polen zijn altijd bezig om ergens voor of tegen te vechten, er moet ook ontzettend veel en vaak worden herdacht, zo trotseren ze veel leed en geschiedenis op hun schouders. Tsjechen zijn lichtvoetiger met het gevaar om te veralgemenen en in stereotypen te vervallen. Je merkt dat hij recht spreekt : hij wikt en weegt en tracht zaken te objectiveren bij elke vraag die ik stel. Ik spendeer nog vier en dus veel te weinig uren in de hoofdstad van Neder-Silezië. Ben in de wolken van mijn keuze voor het meer dan honderdentwintig (!) lange schilderij dat de slag van Racowicze illustreert. Dit schilderij is niet alleen artistiek zeer groots maar bovenal een monument van Poolse trots en identiteit. De Russen worden op een veldslag door Poolse boeren in de pan gehakt. Alleen al de restauratie van dit verbluffende kunstwerk heeft meer dan drie jaar geduurd, door tientallen medewerkers tegelijk. De vermelding met een ster in mijn ANWB-gids is zeer terecht. Met hetzelfde ticket ren ik nog door de hallen van het Nationaal Museum en focus me op de kunstcollectie op het tweede verdiep, die van de moderne kunst van de twintigste eeuw. Werkelijk schitterend werk maar helaas veel te weinig tijd omdat mijn trein naar Dresden om 13u15 vertrekt. Ik kom hier zeker nog terug, deze stad is even interessant als alle andere plekken waar ik op deze tiendaagse passeerde. Met mijn laatste zloty’s sla ik brood, chocolade, appelen, salami in om nog aan twintig daklozen te kunnen uitdelen. De trein van de Deutsche Bahn zit stampvol en is verbazend kort voor de vele passagiers voor Legnica of Görlitz of Dresden. Als je uit Oost-Europa komt is het flink wennen aan de degelijkheid maar ook het overdreven punctuele van de DB. ‘Haben Sie ein Reservierung ?’ en ‘Sie können dort einen Ticket nehmen’. Saai, voorspelbaar, correct maar je mist de Slavische sfeer. Van nu af aan gaat het vlug : ik zit al op de trein naar Berlijn. Iets na middernacht is er een trein naar Keulen. Vier uur speel-en fietsruimte om nog even in Berlijn te fietsen. Het beeld van Marx en Engels is verplaatst naar een zijpleintje, moet Tom daarvan zeker inlichten. Voor de rest : veel boeiende exposities en musea die me in april 2010 niet waren opgevallen. Het weer is zacht, heerlijk om nog wat kriskras rond de Dom, het Museuminsel, de Brandenburger Tor, Unter den Linden te fietsen. Op de slaaptrein –tot mijn eigen verbazing heb ik slechts een zitplaats gereserveerd- ontmoet ik nog twee boeiende kerels. Ter hoogte van Dortmund leeg ik mijn blaas en bots er –mijn T-shirt van Polska valt hem op – Mariusz Klonowski. Hij is uitgever, schrijver of eindredacteur van een Duits-Pools regionaal blad dat naar de naam ‘Listy’ (Letters) luistert. In vlugge bewoordingen zeg ik hem iets over mijn fiets-en treintrip. In Luik had hij ooit een lief, is het dat wat hem meteen zo enthousiast doet vragen of ik enkele impressies wil publiceren ? 5500 tekens en een goede foto, dat moet lukken beloof ik hem. Hij verzekert me gegarandeerd een artikel en een pakketje kranten voor vrienden en kennissen. Van een prettige afsluitende uitdaging gesproken , het blad focust immers op samenleving en geschiedenis, laat dat nu net twee invalshoeken zijn waar ik makkelijk een orgasme van krijg. Om te eindigen ontmoet ik Greg van Oxford, ik geef hem een pak Poolse chocolade, hij ruilt met koekjes uit Praag. We hebben het over slow travel, over fietsen in Schotland en de schitterende Karlov Most over de Vltava , de Karlsbrücke over de Moldau. Aachen. Luik. Brussel. Lokeren. Uitpakken. Mara geruststellen. Sofie’s armen. Anna’s verhaal uit Londen. Heeft Joachim Terjoden-Welle kunnen inblikken ? Nathan’s nieuwste fantasiespelen. ’t Is een cliché maar ik verlang naar Home Sweet Home. Stefaan Segaert , 10 april ’11

14 views
bottom of page