top of page
  • Writer's pictureStefaan Segaert

2013 Balkan


Geschiedenis in de Balkan is springlevend Fietstocht van Bosnië naar Kosovo, reisverslag 28/03-8/04/2013 Zaterdag 15 december 2012 Beveren. Helemaal in reismodus geraakt door Matthias Loibner en Natasa Mirkoviç, een Duits-Bosnisch muzikaal koppel. Matthias speelt draailier en Natasa zingt Bosnische en Servische volksliederen, al zingend en spelend verplaatsen ze zich voortdurend: Albanië, Belgrado, Sarajevo, Bulgarije, Wenen. Ze eindigen in CC Ter Vesten met een Romalied over … reizen. Daarmee sluiten ze ook mijn Balkaneske circel van deze week. We tafelden donderdag met Imer uit Pec in Kosovo en Jozef Hertsens van VLOS over een activiteit ‘Kosovaarse Roma in Temse. Nieuwkomer in de kijker’. Terug van een tandsteenopkuisoperatie in Zeveneken was Jozef op Radio 1 met Koen Fillet in gesprek over vluchtelingen. Met veel expertise, veel drang tot verandering, en een scherpe analyse van het vluchtelingenverhaal. Een Bosnische man kijkt goedkeurend naar een flyer over een Balkan-lezing die ik hem toesteek. Ik ontvouw mijn plannen voor de reis van Sarajevo naar Prizren. “Mag ik je één tip geven? Maak een testament op voor je vertrekt”, dit soort bemoedigend advies is niet nieuw. Een Kosovaarse buurman van Bekir in de Heirbrugstraat waar ik reistips vroeg was nog iets explicieter: ”Stefaan, ze gaan je doodschieten”. Tot slot ontmoet ik een Pakistaan op de treinreis naar huis. Mirza. Hij is voorzichtig en beleefd. Maar ik denk: ook erg eenzaam. “Na zeventien jaren en vier kinderen, en dan nog met een Vlaamse vrouw heb ik nog altijd geen Vlaamse vrienden.” “Zijn de Vlamingen zo bang van mensen van elders?”, vraagt hij zich af. Hij ziet enkel een oplossing in verhuizen. Ik noteer nog vlug zijn telefoonnummer. We beloven begin 2013 samen koffie te drinken in Sint-Niklaas. Zaterdag 29 december 2012 Zoon van achttien kijkt in de namiddag naar ‘Into the Wild’, Sofie, Nathan en ik laten ons daardoor inspireren en kijken ook voor de zoveelste keer in de avonduren. Waarom is deze prent een cultfilm voor veel jongeren? De zoektocht naar waarachtigheid, een radicale schop tegen materialisme en voor soberheid? De hoofdrolspeler is ook bezig met het verwerken van veel hypocrisie en lijden van het thuisfront. Als Supertramp van hoge rotsen springt en vlees roostert op geïmproviseerde barbecue doet hij nog feller aan onze zoon denken. Die na zijn studies naar Amerika trekt. Om te BMX-en met vrienden, into the wild. De trip van zijn moeder? Die naar Calcutta moest om te weten wie ze was en haar positie in de wereld op het spoor kwam door mee te draaien in de huizen van moeder Theresa. Leven is loslaten (Paulo Coelho), maar hoeveel precies? Je kinderen zijn je kinderen niet, zegt Kahlil Gibran. We zijn slechts bogen, zij zijn de pijlen. Ze schieten zichzelf ook ten dele af en het voelt niet zo harmonisch aan als het beeld van een Griekse boogschutter, perfecte maten en perfect in balans. Zondag 30 december 2012 De reisroute heen krijgt vaste vorm. Ik tracht met couchsurfers van Zagreb en Sarajevo de eerste overnachtingen te boeken. Suzanne van treinreiswinkel.nl raadt me af om mijn fietsreservatie voor de terugreis NIET te regelen. ‘Let u wel op dat het een heel groot avontuur kan zijn als u niets vastlegt terwijl u een fiets mee wilt nemen . Op veel treinen is het verplicht om de fiets te reserveren en zijn er een bepaald aantal fietsplaatsen vrij. Bent u eenmaal onderweg dient u dit zelf verder te regelen’, zo mailt ze. Natuurlijk heeft ze gelijk, maar ik wil me niet binden als een hond reply ik beleefd terug. Intussen probeer ik koppig zelf contact te leggen met de Kroatische spoorwegen. Dinsdag 15 januari 2013 Voor de zoveelste keer in brokken en stukken naar Into the Wild gekeken. Ik schrijf enkele volzinnen over. Het hoofdpersonage noemt zich ‘een esthetische reiziger wiens huis de weg is’. Zijn doel omschrijft hij als ‘de culminerende strijd om het onechte binnenste te doden en zo zijn spirituele revolutie te laten zegevieren’. In hoofdstuk één van de film , ‘mijn eigen geboorte’ citeert de hoofdspeler Thoreau in een babbel met de hippievrouw: “Liever nog dan liefde, geld en geloof en roem en schoonheid kies ik de waarheid”. Enkele minuten later opnieuw een joekel van een inzicht: “Het is belangrijk niet zozeer om sterk te zijn maar om je sterk te voelen. Bij veel jongeren roept de film sterke gevoelens op. Wellicht omwille van de dramatische zoektocht naar authenticiteit van de hoofdfiguur, het radicaal afwijzen van elke leugen. Ook de kwetsuren die hij thuis opdeed confronteren, ze tonen het belang van een ‘veilig stinkend nest’ om jeugdauteur Julien Van Remoortere onder het stof te halen. Woensdag 16 januari 2013 Mail van de Kroatische spoorwegen die nogal spaarzaam zijn met uitleg: ‘Hello, You can take bike to pieces and put like luggage in train. HŽ Informacije'. Besluit om oproep rond fietszak te lanceren aan de letsgroep. Lieve en Lies checken na in vrienden- en familiekring maar de hoofdvogel wordt afgeschoten door Nicole die met een subliem idee afkomt. 'Misschien maken we een eenvoudige zak, het materiaal is vast wel beschikbaar, (ik heb in de garage wel nog iets liggen dat aan onderzeil van een tentje was denk ik, mag je hebben) en daar even met de schaar een vorm in brengen. en samenstikken? Een idee?? ‘ Mail terug: ‘Zeker een creatief idee. Zoals je uit de mail mss begrepen hebt : - De materie is best zo licht en zo weinig volumineus mogelijk - Het heeft niet zozeer met bescherming te maken maar eerder met de perceptie van het Kroatische treinpersoneel dat de fiets in een omhulsel zit - Heb je de afmetingen nodig van mijn fiets? Ik zou het tof vinden als je een zak zou kunnen maken , merci ! Stefaan Bij deze wens ik iedereen op de wereld zo’n fantastisch netwerk. Donderdag 24 januari 2013 Zeer straf boek in de bieb van Lokeren gevonden. Avraham Burg neemt in ‘De Holocaust is voorbij’ uit 2010 een zeer moedig standpunt in. In het hoofdstuk over het Eichmannproces neemt hij een bijzonder scherp standpunt over Israël : “In de turbulente jaren zestig waarin de wereld van rigiditeit en conservatisme vooruitging naar creativiteit en liberalisme,bewoog Israël zich echter in de omgekeerde richting. Israël en belangrijke delen van het internationale Jodendom vielen terug op de traditionele opvattingen, die wij bij het binnengaan van de moderne tijd achter ons wilden laten. Terwijl andere landen afstand namen van de duistere kanten van hun verleden, sloten wij ons op in een zelfgebouwde gevangenis (p147)”. Over de gruwelen in de Balkan schrijft hij in het daaropvolgende hoofdstuk ‘De Holocaust als eigendom’: ‘De internationale gemeenschap slaagde er niet in het bloedbad te voorkomen. Hoewel humanitaire hulp en medische konvooien in de provincie arriveerden kwamen de dolle honden niet tot bedaren. Het moorden en de gruwelen gingen onverminderd door. Als gevolg hiervan keerde de gehele wereld zich tegen Milosevic en diens trawanten (…). Joodse organisaties van over de gehele wereld namen een duidelijk standpunt in en verklaarden dat we niet werkeloos konden toezien terwijl de lucht gonsde van woorden als ‘etnische zuiveringen’, ‘veewagens’, ‘selecties’ en ‘concentratiekampen’. Joodse en niet-Joodse opinieleiders verwierpen de etnische zuiveringen onvoorwaardelijk. De gehele wereld nam een standpunt in dat wortelde in de Joodse Holocaust.” De auteur vraagt zich voortdurend af waarom de stem van Israël niet werd gehoord. Hij analyseert de houding van Israël in de Balkan, Armenië, de Herero in Namibië en Rwanda. Zijn conclusie is messcherp : “We maakten van de Sjoa iets wat meer Israëlisch dan Joods was. Niettemin vielen we terug in oude patronen en onderstreepten de boodschap dat ‘de hele wereld tegen ons is’ (…) We maakten van de Sjoa iets wat exclusief van ons was. Zodoende misten we de mogelijkheid om van de verschrikkingen een meer universele, meer betekenisvolle gebeurtenis te maken. Het is niet iets tussen ons en de wereld, maar tussen al het goede en het slechte. Kortom, we nationaliseerden de Sjoa, monopoliseerden en internaliseerden haar, en we zorgden ervoor dat niemand nog dichterbij kwam.” P177 In een presentatie rond een project ‘Wereldoorlog II’ voor de klas van Nathan (mijn zoon) maak ik extra slides rond de verwoesting van Dresden, de recente genocide in de Balkan en de ravage die de Duitsers in Namibië in het begin van de twintigste eeuw aanrichten. Donderdag 31 januari 2013 Straffe boeken blijven me in de schoot vallen. Deze keer via Melissa ‘Het einde van de wereld’ van de Nederlandse cultureel antropoloog Mattijs van de Port. De ondertitel fascineerde me meteen : ’beschaving, redeloosheid en zigeunercafés in Servië’. Melissa weet me wel pal in mijn interesseveld te raken. “In het zigeunercafé is er wel een intense interactie tussen de Serven en de zigeuners : ‘niet alleen begeven de Serviërs zich naar de uiterste periferie van hun samenleving om daar de zigeuners op te zoeken, wanneer zij eenmaal onder invloed van drank en in de ban van de muziek zijn, leveren de Servische klanten zich geheel uit aan de muzikanten’ en ‘ de zigeunerwereld is een toevluchtsoord voor al diegenen die aan de benauwdheid van het geregelde leven willen ontsnappen, een vrijhaven waar men zich kan laven aan de wildere geneugten die het leven te bieden heeft’. Met dit soort citaten op pagina achttien bijvoorbeeld heb ik zin om meteen naar Novi Sad te fietsen. In de cafés is er volgens de auteur sprake van roes, verspilling, exces, gevoel. Er zijn geen regels, geen gehoorzaamheid, geen eeuwig uitgestelde behoeftebevrediging in naam van een eeuwig opschuivende toekomst, maar een directe viering van het moment, van het hier en van het nu. “De cafés in en om Novi Sad zijn geen zieltogende anachronismen : het zijn enclaves van theatrale wildheid, podia voor precies die poses en die taferelen waarvan de stedelijke Serviërs, met een vies gezicht en de formule ‘dat is de Balkan, dat ligt achter ons, daaraan zijn we voorbij’ afstand hebben genomen. En als zodanig worden ze, door jong en oud, bezocht, gekoesterd en in stand gehouden” (p22). En met deze uitdagende analyse zal ik de komende weken geboeid verder lezen : “In de oorlog in Joegoslavië hebben mensen een welbewuste en positieve keuze gemaakt voor de regressie, voor de barbarij, voor een terugkeer naar de wildernis”. Vrijdag 1 februari 2013 Een eerste ruw reisschema is geboren ook al hangt het nog met spuug aan elkaar en is realisme er ver te zoeken : SarajevoPodgorica332 kmPodgoricaShkoder60 kmShkoder (deels boot van Kuman)Fierze147 kmFierze VIA DakovicaPrizren90 kmPrizrenPec95 kmPecUzice250 kmUziceSrebrenica60 kmSrebrenicaSabac70 kmSabacNovi Sad70 kmTotaal: 1200 km Dinsdag 5 februari ’13 Bijzondere dag. Om negen uur een intens gesprek in Sint-Niklaas met enkele Albanese dames die ‘De vrouwen van de Albanese gewesten’ vertegenwoordigen. Op zeven en acht december zijn theatervoorstellingen gepland, het wordt een groot avontuur. Nadat de formele afspraken wat rond zijn vertelt één van de vrouwen over de gruwelijke oorlog. Vijfenzeventig dagen in een bunker, lijken op straat … ik kan dit nooit vergeten. Je kan alleen maar stil worden als je haar beluistert. Hoe is dit allemaal mogelijk geweest? Het doet me terugdenken aan een passage uit ‘Het einde van de wereld’ op pagina tweeënvijftig : “De oorlog schudt verhalen door elkaar waardoor alles op de verkeerde plaats terechtkomt. Sportvelden worden begraafplaatsen, stadsparken de gemeentelijke brandhout-voorziening. Ziekenhuizen worden schietschijven, kinderwagens worden karretjes om water mee te zeulen, en wanneer operaties moeten worden verricht zonder verdovingsmiddelen levert de pruimenjenever nog onvermoede diensten”. Hij voegt er dan geheel verrassend aan toe wat zijn boek ontzettend intrigeert meer: “De oorlog zegt: niets is wat het lijkt. Maar de oorlog zegt ook: ik ben de werkelijkheid, ik ben de vaste grond onder jullie voeten, de zekerheid onder alle onzekerheden.” ’s Avonds in Hertsberge een klein cultureel volksfeest in café het Bluverke. Ouders en broer, vrienden uit het eerste leerjaar, oude juffen, Chiro-ouders, mijn peter van 84, goed bewaarde Chiro-leidsters … allemaal tesamen voor een dia-avond over Oekraïne. Ronny en ik dromen van een groots vervolg : een vegetarisch eetfestijn gekoppeld aan een Oostblok-evenement met Balkanbands, beeldprojectie, literatuur uit voormalig Joegoslavië. Ontzettend blij met de tevreden reacties na afloop. Donderdag 7 februari 2013 Mattijs van de Port blijft me verbazen en intrigeren. Ook als hij de auteur Doder citeert : ‘Hoe onvolmaakt Tito’s socialisme ook geweest mag zijn, een van de grote prestaties die het systeem heeft geleverd is de introductie van wat men de moderne geest zou kunnen noemen. De communisten waren zich sterk bewust van de achterlijkheid van hun land en overtuigden zichzelf en anderen van de absolute noodzaak om het culturele peil van de bevolking op te trekken. Het sleutelwoord daarbij was kultura … (…) Wat had het doel van de revolutie anders moeten zijn? In een poging om de enorme kloof tussen retoriek en realiteit te overbruggen, probeerden de leiders een soort mengvorm tot stand te brengen tussen de idealen van het moderne socialisme en de concepten van de Verlichting. ‘ Hij gaat zeer uitgebreid in op de perceptie van een deel van de inwoners van Novi Sad over de primitieven, van de Port is dan ook een antropoloog. Communisten, gastarbeiders, nouveaux riches, boeren en etnische categorieën als Albanezen, Serviërs van buiten de Vojvodina , Montenegrijnen, Bosnische Serviërs, Serviërs uit de Kroatische Krajina en de Serviërs uit het zuiden van Servië zelf komen daarvoor allemaal in aanmerking. Maar tegelijk is de Nederlandse onderzoeker er zich van bewust dat al deze sterk aangezette onderscheidingen minder duidelijk zijn dan ze lijken. De heldere categorieën waarvan men zich bediende werden ondermijnd door het gegeven dat er, bij doorvragen, eigenlijk nauwelijks iemand te vinden was die wat betreft het primitieve ‘boven elke twijfel is verheven’ en onbetwist aanspraak kon doen op het label fin covek. NVA’ers die al te makkelijk klaarkomen bij het predikaat Vlaming kunnen zich prettig spiegelen lijkt me. Het boek leert mij in alle geval veel over de maatschappelijke transformaties die zich in het naoorlogse Joegoslavië voordoen. Vrijdag 8 februari 2013 Het verhaal van L. heeft me geraakt. Omdat ze samen met haar vriendin V. veel geschiedenis aan Macarena, Johan, Debby en mezelf wil doorgeven verplicht ik me te verdiepen in Kosovo. Het uitstekende standaardwerk van professor Detrez kocht ik recent in Leuven en is klaar voor een intellectuele sloop. Pagina vijfenzeventig is erg betekenisvol om de armoede van Kosovo vandaag te begrijpen: “Kosovo was de armste regio in Joegoslavië, met een economische ontwikkeling die voortdurend meer achterop raakte ten opzichte van de rijkere Joegoslavische deelstaten en met een levensstandaard die ver onder het Joegoslavische gemiddelde bleef. Voor deze achterstand bestonden objectieve verklaringen. Kosovo was met Albanië en Macedonië het laatste gebied op de westelijke Balkan, dat zich losmaakte van het Osmaanse Rijk. In deze gebieden was de economische infrastructuur zwak ontwikkeld en was er nauwelijks geïnvesteerd. Toen Kosovo in 1913 eerst bij het Koninkrijk Servië en later in 1918 bij het Koninkrijk van Serven, Kroaten en Slovenen werd aangehecht, bleef het binnen deze nieuwe staten nog steeds de armste regio. Vooral het contrast met Slovenië, Centraal-Kroatië en de Vojvodina, die behoord hadden tot het Habsburgse Rijk en redelijk geïndustrialiseerd waren, sprong in het oog. Er was een verschil in economisch ontwikkelingsniveau, in levensstandaard en in arbeidscultuur. Na de tweede wereldoorlog geraakt Kosovo economisch niet gelanceerd. “Kosovo slaagde er niet in zijn historische achterstand in te halen, niet door de onwil, maar door het onvermogen van de Joegoslavische federale regering, van de regeringen van de deelstaten en van de eigen politieke elite om de economische en sociale kloof tussen noord en zuid te dichten” (pagina 76). Zaterdag 16 februari ’13 Kosovo bestaat dit weekend vijf jaar. Dubbelpaginagroot artikel in de weekendkrant. De voorlaatste paragraaf spreekt van een Plan Albanië: “Veel Kosovaren raken stilaan gewonnen voor een drastisch plan B, een idee dat de doos van Pandora zou kunnen zijn voor de hele regio: aansluiten bij Albanië.” Even verder worden de deprimerende economische cijfers nog eens opgelijst: “Met een werkloosheid van bijna 50 procent is het Spaanse of Griekse probleem een peulschil in vergelijking met Kosovo. Jongeren worden bovendien nog zwaarder getroffen. De armoede blijft een nijpend probleem. Meer dan één Kosovaar op de tien moet met een euro per dag rondkomen.” Zondag 17 februari 2013 Het eerste nummer van 2013 van ‘De Vakantiefietser’ belandt in de brievenbus, het behoeft geen krans dat het prima lectuur is voor de treinrit van Dendermonde naar Mechelen voor deelname aan de Fiets-en vakantiebeurs waar ik voor de vijfde keer met veel goesting naar toe trek. De artikels zijn deze keer akelig realistisch: wereldfietser Martin Krems is gestorven aan kanker, een zekere Shane getuigt van zijn lijdensweg door de Kalahariwoestijn met foto van zijn zwaar gehavende lichaam door een zware valpartij en in Servië nabij Prijepolje is Floris in een fuik gereden, een serene kop om te zeggen dat deze vijftiger in een rivier is terecht gekomen en zeer vermoedelijk op een no man’s pad richting Sjenica is meegesleurd en verdronken. Er zijn trouwens heel wat andere manieren om in Servië aan je eind te komen: “Het gebied is gevaarlijk door de smalle paden en diepe afgronden, maar ook wilde dieren, waaronder beren, everzwijnen, wolven en slangen”. Deze passages toch maar best na de reis aan mijn moeder laten lezen. Ik geniet met volle teugen van Wouter Cocquyt, een jonge kerel die op zijn achttiende een sabbatjaar nam en …. naar Maleisië fietste. Ben benieuwd zijn ongelofelijke ervaringen nog eens na te lezen op www.be-ride-back.webnode.com. We praten na over Albanië, over het reiscafé in Wetteren dat we met Vormingplus organiseren, over zijn passie voor fotografie. Een andere gepassioneerde kerel waar ik elk jaar een babbel mee doe is Chris van www.biketracks.be, onze reisdoelen waren al vaak dezelfde. Hij reist ook alleen en we wisselen uit over Albanië en Oekraïne en ik vis alle pieren uit zijn neus over Montenegro, Servië en Moldavië. Tot slot is het zeer nuttig toeven aan de reizigersstand van Benja en Annemarie, een koppel uit Leuven. Hun fietstocht van enkele jaren geleden naar Istanbul kruiste zich dwars door fietsgebied waar ondergetekende binnen een grote maand ook wil passeren. Ze raadden me aan de grensovergang van Montenegro niet in Hani i Hoti te nemen maar in Gusinje en dan te vervolgen via Budace, Selce, Tamarë. Deze informatie uit de eerste hand kan mij geen enkel reisbureau bezorgen. Ik noteer enkele aandachtspunten: ‘Checken visum Kosovo’, ‘checken temperatuur Noord-Albanië in maart’, ‘volle dag rekenen voor boottocht van Kuman naar Fierze’ maar ook ‘kaart Albanië van 1 op 220.000 in Atlas Zanzibar aanschaffen’ en ‘reisgids Bradt zeer degelijk’. Zondag 24 februari 2013 De Reismarkt in Brugge. Zeer sfeervol, minder commercieel dan de fiets-en wandelbeurs, meer dan 250 reizigers die andere reizigers informeren! Ik laaf me bij Elke rond Moldavië en Transnistrië en bij Johan Himpe in verband met Kosovo. Hij raadt me aan Pecs links te laten liggen en voluit voor Prizren en Djakova te gaan. Hij motiveert me ook om de zogenaamde “kulla’s” te bezoeken: dikommuurde huizen die omwille van de kanun en de bloedwraak beschutting moesten en moeten bieden aan families of individuen op wie de bloedwraak moet worden gewroken. ‘De meeste kulla's vind je in het dorp Dranoc (of Drenoc) tussenin Decani en Gjakovo’, zal Johan er in een mail op maandag nog aan toevoegen. Er is zelfs een museum: de kulla van Junik. En de bekendste in deze streek is de kulla van Mazerkaj dat nu wordt uitgebaat als bed and breadfast en door een ngo geleid (Safete Gafaceri). (zie http://www.youtube.com/watch?v=W81I9AGEUVw&feature=player_embedded ). Safete is verantwoordelijk voor een NGO die opkomt voor vrouwen (weduwen van de voorbije oorlog). De NGO heeft ook een winkeltje in Gjakovo, ingericht in een oude watermolen langs de hoofdstraat in Gjakovo. Sommige Servische kloosters worden streng bewaakt en enkelen zijn zelfs niet toegankelijk voor toeristen. Als ik Johan vraag welk Balkanland zijn absolute voorkeur geniet moet hij niet lang nadenken en krijg ik beelden van Montenegro. ‘Omwille van de indrukwekkende natuur’, voegt hij er aan toe. Het gebergte Durmitor is top! Mijn reisreportage over Polen in het Hof van Watervliet loopt vlot, het publiek is sterk geïnteresseerd en zoiets helpt natuurlijk. Ronny wil nog koffie drinken maar ik zoek al plooifietsend door de sneeuw mijn jarige moeder op in Hertsberge. Tout choix est un sacrifice … (Henri Bergson). In ruil voor enkele boeken over de gevangenis en ééntje van Lieve Joris krijg ik van mijn moeder hoofdvlees en varkenspaté, dagen zonder vlees zijn weer even voorbij. Dinsdag 12 maart 2013 Sneeuwt als gek deze morgen. Na een uur kleumen op perron 1 geef ik er de brui aan. Ze mogen zonder mij het over nieuwkomers in de kijker hebben. Het alternatief is niet gek: het interview van Grunberg met Grass in de halfgesloopte Knack lezen, Albert Speer die Hitler beschrijft in zijn hoog-en laagdagen in ‘De Verhoren’ van Richard Overy. Maaltje met Anna, een ei, tomatensoep, toasten op het goede leven. De Joodse filosoof Emmanuel Levinas sprak door de mond van Dirk De Wachter afgelopen weekend over genieten, arbeiden en kennis. Voor en na een wandeling naar Roos en Leo om 24 eieren voor 12 pluimen kan ik genieten van de uitstekende CD ‘Balkan Blues’ van de bieb van Lokeren. ‘What the folk songs of the Balkan have in common with Afro-American blues is their treatment of individual strokes of fate and personal drama and their capacity to plumb the depths of love and madness in every conceivable shade. As often as not, they are brimming with poetry and pathos’ leest het binnenboekje. Donderdag 21 maart 2013 Verleden week verbaasde mijn dochter van zes zich erover dat ze me op donderdag zag binnenwandelen. “Ben je nu al terug van Rusland?”, ze wees met haar frele vingertje naar de kaart van Europa (in werkelijkheid stond ik in voor een avond over de Russische lente in D’monde). Dat ik ook nog naar de Filippijnen (aan tafel bij boeren uit de Filippijnen in Lokeren) moest op zaterdag verzweeg ik om het lieve kind niet nog meer in verwarring te brengen. Albanië en Montenegro toonde ik wél, het was immers maar tien keer slapen meer vooraleer me, my bike and I naar de Balkan zou opschuiven met het prettige slakkengangetje. Van Lut van Wegwijzer op een alternatief reiscafé van Vormingplus in Wetteren een uitstekende brochure over Servië, Kosovo en de Albanese Alpen ontvangen. Bij Kosovo praktisch lees ik : “Aangezien Servië de onafhankelijkheid van Kosovo niet erkent, kom je Servië niet binnen als je rechtstreeks uit Kosovo komt.” (juni 2012). Op Radio 1 hoorde ik een bevlogen David van Reybroek als voorzitter van PEN Joegoslavië vergelijken met Syrië vandaag. Anna loopt te stressen bij het inpakken van haar spullen voor Marrakech. Vrijdag 22 maart 2013 In Oikos nummer 64 een magnifiek stukje gevonden over fietsen van Ans Rossy (Cycloasis, een fietsontdekkingsreis van ecoprojecten die aarde en mens opnieuw verbinden) : “Fietsen staat voor vrijheid, een andere beleving van tijd, directe verbondenheid met mens en natuur en openheid. Niets in de wereld kan bovendien de schoonheid vervangen van die onmetelijke vreugde en trots, na soms uren van meter voor meter, bocht naar bocht, stapvoets vooruit geraken, doorheen vele geuren en honderden vlinders die om je fiets fladderen, om dan uiteindelijk met een helemaal vrij hoofd, vervuld van dat sprakeloos mooie uitzicht in die overweldigende stilte, de bergtop te bereiken” (pagina 7). Op de trein naar Brugge ontroerd brieven van Etty Hillesum gelezen vanuit de hel van Westerbork, 1941 en 1943. Idee met Sofie uitgewisseld om volgend jaar in één trip alle Nederlandse provincies te befietsen, inclusief Drenthe waar Westerbork gelegen is. Woensdag 27 maart 2013 Gezinsfoto’s zijn genomen, hoofd van baard ontdaan, een laatste stukje uit ‘Valse papieren’ van Valeria Luiselli: “De snelheid van de fiets staat een speciale vorm van kijken toe. Het verschil tussen vliegen in een vliegtuig, wandelen en fietsen is hetzelfde als het verschil tussen kijken via een telescoop, een microscoop en de filmcamera. Wie op een halve meter van de grond zweeft kan zijn omgeving zien zoals door een filmcamera: hij heeft de mogelijkheid stil te staan bij details en de vrijheid om voorbij te gaan aan het overbodige. Alleen wie de wereld vanaf een fiets beziet, kan verkondigen een extravagant-romantische slenterziel te bezitten”. Reisroute vandaag : lokale fietswinkel om spul te kopen die je in je band kunt spuiten bij een lek, met de fiets naar Gent, treinen naar Eupen, fietsen naar Aken, treinen naar Keulen en daar om even voor middernacht de nachttrein nemen naar München. Donderdag 28 maart 2013 De stationsbar van Kranj. Nietsvermoedend stap ik in Villach na de treintrip vanuit München op een trein die klaar staat richting Zagreb. Waarom vier uur wachten maar de Oostenrijkse beambte is duidelijk: dit is geen trein voor fietsen (hoewel het vehikel werkelijk niemand hindert) en ik moet eraf in Jesenice, de eerste startplaats. Ik maak van de nood een deugd en start met fietsen richting Ljublijana. De zon is voorzichtig van de partij en eens dit grijze grensstadje achter me ligt slingert de weg zich door berg en dal. Fysiek gaan de beklimmingen me goed af wat me gelukkig stemt met het oog op het straffere gebergte van Montenegro en Albanië. Tot nu toe had ik enkel contact met treinconducteurs, koffiedames en Stefan Brijs, schrijver van ‘Post voor mevrouw Bromley’. Het boek boeit me geweldig en reeds op dag twee zit ik over halfweg, het hoofdpersonage John bevindt zich reeds aan het westelijk front. De grote geschiedenis van de Groote Oorlog wordt magistraal verweven in de levens van mevrouw Bromley, Mary, Martin, kleine mensen slachtoffer van een meedogenloze oorlogspropaganda. Het kerstbestand, het gebruik van gas, het bombarderen van de Lusitania, de blinde wraak op de Duitse zelfstandigen in Londen, Poperinge … Veel Sloveense woorden lijken verwant aan het Pools en ook de klanken die de bierdrinkende heren in dit stationsbuffet uitstoten zou ik evengoed met een gesprek in Gdanks kunnen verwarren. De temperatuur is positief maar daar is ook alles mee gezegd, vijf graden hoger zou ideaal zijn. Af en toe leg ik Brijs aan de kant, schakel ik over op Ian Kershaw, de gerenommeerde wereldoorlog II-historicus. Door de vuile treinruiten alleen al naar de indrukwekkende Oostenrijkse Alpen turen doet me beseffen dat ik me verder van huis begeef. Misschien is één van de verschillen tussen Slovenië en Bosnië of Albanië dat de mannen hier naar buiten gaan om hun sigaretten te roken en dat hun treinconducteurs principes en regels boven pragmatiek stellen? Vrijdag 29 maart 2013 Couchsurfen bij Vladimir Adamcek is een voltreffer. Krizaniceva 3 is makkelijk te vinden, het huis met een bewogen geschiedenis werd in de tweede wereldoorlog als Gestapo-kwartier aangeslagen. Vladimir is de zoon van een Duitse moeder en Kroatische vader, respectievelijk dokter en historicus. Zijn hoogontwikkelde ouders hebben hun effect op hun zoon niet gemist. De man is een levende encyclopedie, voorzien van massa’s boeiende historische inzichten en ontzettend scherp in zijn analyse over ‘de staat van het land’. Bij het afscheid deze morgen vat hij veel nog eens gevat samen: ‘History is still very much living’ en ‘’We are still dealing with the past’. Als leraar Duits doet het hem pijn dat jongeren nog zo weinig lezen en zich zo a-historisch ontwikkelen. Veel van zijn analyse over Kroatië zou Peter Mertens (voorzitter van PvdA-plus) zich kunnen vinden. Kroatië wordt helemaal uitverkocht aan het grootkapitaal, enkel het toerisme is nog een ‘eigen’ sector. Er zijn zelfs geen banken meer in Kroatische handen. De politieke klasse ontbeert leiderschapskwaliteiten, corruptie zit op alle niveaus, zelfs zijn eigen schooldirecteur is betrokken in gesjoemel met miljoenen overheidsgeld. We praten uren (wat wil zeggen: hij praat, ik stel vragen en luister als bezeten) over Tudjmann, de Habsburgse tijd, de communistische periode, Tito … Eén van de oorzaken van het uiteenvallen van Joegoslavië was de desinteresse van bijvoorbeeld Kroaten tot Bosniërs, van Serven tot Kroaten enz. Kosovo en Albanië zijn zelfs voor Vladimir met zijn actieve interesse in de wereld exotische plekken. Overal waar de Turken een grotere stempel hebben gedrukt associëren de katholieke Kroaten met primitivisme, met oriëntaalse barbarij. Hij kan mijn fascinatie voor Sarajevo, Prizren en Kosovo in het algemeen maar moeilijk begrijpen. Over Tito is hij kritisch, soms ronduit vernietigend en evengoed verrassend genuanceerd. Dat Josip Broz in grote weelde leefde terwijl veel Joegoslaven in de jaren zeventig elektriciteit en petroleum mankeerden zit hem zeker dwars, hij verscherpt zelfs zijn toon als hij de communistische tijd als “achterwaartse ontwikkeling” typeert. Dat Tito een eigen koers vaarde en Joegoslavië bij de niet-gebonden landen plaatste heeft ook voor veel welvaart gezorgd, voegt hij toe enigszins in tegenstelling tot zijn eerdere evaluatie van het Titoïsme. Het geweld in Kroatië (ook een thema in ‘De Poppenspeler en de Duivelin’ van Johan de Boose) baart Vladimir veel zorgen, vooral onder jongeren. Ik verken Zagreb tussen kwart na zes en kwart na acht in de ochtend. De fiets brengt me naar de oude verkeersvrije stad. Het parlement, het regeringsgebouw, het nationale theater, de kathedraal, de Sint-Marcuskerk … alles ligt op een zakdoek samen. Vooraleer ik de trein naar Sarajevo neem (twaalf uur reistijd), deel ik nog kort mijn foto’s met mijn gastheer,peuter nog wat grote lijnen en details uit de neus van Vladimir en neem afscheid. De inkomenssituatie van de Kroaten is weinig benijdenswaardig: beginnende leraars verdienen vijfhonderd euro maar bij pensioen van je terug op de helft, voor veel senioren die geen woning aan de Adriatische kust kunnen verhuren, is er vooral zwarte sneeuw. Nu zijn vertaalopdrachten van Duitse boeken naar het Kroatisch door de crisis zijn stilgevallen is het ook voor Vladimir de buikriem aanhalen. En de ouderenzorg in Kroatië is slecht georganiseerd en weinig uitgebouwd, blikt hij bezorgd vooruit naar zijn oudere nakende dag. Couchsurfing is eens te meer een ideale formule om steden te ontdekken, geschiedenis te begrijpen en op actualiteit door te vragen. Dat Europa in Den Haag de schuld evenveel bij de Kroaten als de Serven heeft willen leggen is bij veel Kroaten een moeilijk te verteren standpunt. Ook voor Vladimir. En dat de Bosniërs proportioneel meest geleden hebben is ook een trieste realiteit, voegt hij toe. Zagreb ligt op 1300 kilometer, maar beroept zich liever op zijn erfenis van het Hongaars-Oostenrijkse rijk en Kroatië wil zo weinig mogelijk als Balkanland getypeerd worden, ze voelen het aan als een scheldwoord. Samen met mijn fiets penetreerde ik nog nooit zo diep in ex-Joegoslavië. Ik zit op de trein met Tobias, een Zwitser, met een Bosnisch lief. Tobias is een spraakwaterval. Hij werkt in een asielcentrum en geeft les aan Afghaanse, Pakistaanse en Ethiopische kinderen. Kinderen zijn zijn leven en in geen tijd wisselen we uit over Zwitserse referenda, asielbeleid en de oorlog in Bosnië. Hij spreekt vloeiend Bosnisch en ondersteunt het regelen van de vele fietsticketten. Er wordt veel geld gewisseld en we lachen ons een breuk als de conducteur worstelt met Kroatische kuna’s, Bosnische marken en euro’s. Op vlak van slow travel, landbouw, de analyse van de oorlog zitten we vloeiend op dezelfde lijn. Dat ik zonder GSM reis is onbegrijpelijk voor hem en tot mijn verbazing is het kouder in Sarajevo dan in Zagreb omwillen van de bergen. Het fundamenteel probleem van ex-Joegoslavië is het gebrek aan vertrouwen tussen mensen, de littekens van de tweede wereldoorlog en de recente burgeroorlog hebben daar alles mee te maken. Maar de demonisering van de ander, de polarisatie, de segregatie gaat onverminderd verder. Serven verwijten de Bosnjakken dat Sarajevo een tweede Teheran wordt, in de lijn van Korneel de Rynck in ‘De Tuin van Tito’ beschrijft Tobias de media ook als compleet gesegregeerd. De Serven worden doodgezwegen in de Kroatische media en een Kroatische journalist zal doorgaans het standpunt van de Serven niet tonen. We kunnen het wonderwel met elkaar vinden, we delen brood, kaas en yoghurt. Referenda als middel om de democratie te verfijnen, de situatie van asielzoekers in Zwitserland, het politiek landschap, ik leer enorm veel bij. Praten met Tobias is als drie boeken tegelijk lezen. Over Europa is mijn coupé-genoot net als Kazimierz eerder pessimistisch: “Europa zal verder afglijden in chaos, wat we nu zien is slechts een voorbode”. Het Letssysteem komt ter sprake als ik vertel dat Paule mijn Albanese kaart heeft geplastificeerd. Of er ook complementaire munten in Zwitserland zijn? Geen idee, maar het spreekt hem wel aan. Ik toon Joachim, Anna, Nathan, Mara en Sofie op foto. Als hij doorgaat met een gezin wil hij graag op de kinderen passen, een beroepscarrière hoeft niet per se. In de Bosnische samenleving zal hij daarmee ook een raar figuur slaan. “Ze zullen denken dat ik homo ben”, ironiseert hij de Bosnische patriarchale perceptie. Tussen Zagreb en Sarajevo – één lijn- betaal ik intussen in Doboj voor de derde keer een ticket voor mijn fiets. “Politici maken er een boeltje van”, foetert de derde kaartjesknipper. Wat een bureaucratische hel! Ik toon Tobias de Vormingplusbrochure en vertel over de rubrieken waar ik verantwoordelijk voor ben. Duitsers komen naar Zwitserland (financiële sector en leraars) omdat ze er twee keer zoveel verdienen (bvb. in Zürich), Polen komen naar Duitsland om te werken en de Oekraïners vullen lege gaten in Polen op. Mensen doen alles om meer te verdienen, stelt Tobias vast en hij lijkt wel de omgekeerde beweging te maken. Als Zwitser wil hij een buitenschoolse opvang in Sarajevo starten voor vluchtelingenkinderen. Een oude man van Tuzla vervoegt ons. Ahmed Culic. Srebrenica was slechts een onderdeel, er is enorm veel geleden. Nu zijn vrouw dood is, wordt hij soms gek van eenzaamheid. We wisselen Poolse en Bosnische woorden uit, typische Bosnische gerechten. Maar veel vegetarisch valt er niet op te sommen. En reizen zonder vrouw vindt hij een slecht idee. Ook aan het fietsen in Albanië en Kosovo moet hij wennen. Geloof, sex, Allah, weer sex … als je uren op een trein zit praat je zelfs, zij het met enige gene, over je liefdesleven met een achtenzeventigjarige moslim van Tuzla. In het station van Sarajevo waar per dag amper twaalf treinen vertrekken neem ik afscheid van Tobias, we deelden elf boeiende uren. Toch ben ik blij weer op mezelf te mogen terugvallen. Een slaapplaats is vlug gevonden, ik sluit de dag af met Brijs. Zaterdag 30 maart 2013 Afgepeigerd maar op een zalige plek ben ik op vijftien kilometer van de grens met Montenegro belandt. Een plek met een magnifiek zicht op de brede wilde Drina, maar te klein voor een vermelding op de kaart. Ik word als enige gast verwend als een koning. De blokhut kost zes euro. Om te eten heeft ze een handdoek van een stuk ‘gekookt zwientje’, ze toont me de soeppot waarin vanalles drijft en gezonken is. Op alles wat ze toont en voorstelt knik ik enthousiast ‘ja’. De pragmatische vegetariër gaat zich straks te buiten aan ‘stuk varkentje op zijn Servisch in een uithoek van Bosnië’. De salade, het brood, een thee … de gewoonste dingen in het leven maken vaak het meest intens gelukkig. De fietstocht van Sarajevo naar Brod was één van de mooiste uit mijn leven. Vooral het tweede deel vanaf Trnovo nam me de adem af. Zowel fysiek –er moest soms tien kilometer na elkaar geklommen worden- op de kleinste steek, maar nog meer de Dinarische Alpen rechts en links van me. Ruwe rotsformaties in een herfstig decor met een woeste Bistrici soms honderden meter lager. Het regent, de zon schijnt, de baan is droog, kletsnat, een regenboog, een korte tunnel, een gevaarlijk lange, onophoudelijk neem ik foto’s in het besef dat deze panorama’s op foto niet echt kunnen concurreren met het enorme gevoel van verbazing zoals ik ze in het echt beleef. Plots realiseer ik me dat ik deze weg in omgekeerde richting al eens met de bus van Podgorica naar Sarajevo aflegde. De beleving vandaag is zeer intens, de hoge rotsen geven me een nietig gevoel. En een immense dankbaarheid dat geen botje, vezel of gewricht me in de steek laat. Een beklimming vergt het uiterste. Uren na elkaar moet ik alleen maar klimmen, van haarspelbocht tot haarspelbocht. Het voelt aan alsof ik naar het dak van de hemel fiets maar volgens mijn kaart is slechts 1302 meter het hoogste punt. Vanaf Dobro Polje gaat het met een heerlijke rotvaart altijd maar stroomafwaarts. Er moet zo’n negentig kilometer op de teller staan. Deze morgen was ik al om half zeven uit de veren om een duik in de stad Sarajevo te nemen. Turkse koffie, veel dras om te starten. Daarna doorkruis ik door een wirwar van straten, stegen en boulevards en bots overal op minaretten, groentekraampjes, bars die burek aanbieden, ook die met spinazie. Van tien tot twaalf trek ik naar een tentoonstelling over de gruwelijke realiteit van Srebrenica. Supposten in perfect Engels en een pak historische details antwoorden vlekkeloos op al mijn vragen die blijven hangen na de videofoto’s, de getuigenissen, de beklijvende foto’s. Wat me meest bijblijft zijn enkele moslimvrouwen die getuigen van hun gelukkig bestaan tot 1992 en de niet te vatten horror die ze daarna moeten doorstaan. Hun zoon in de gracht zonder hoofd, mensen op de vlucht in de bossen die verhongeren of zelfmoord plegen uit wanhoop, lijken die op bevel van Mladic verplaatst worden naar tweede massagraven om de waarheid te manipuleren en schuld te minimaliseren. Een gesluierde vrouw kijkt op een levensgrote foto naar een andere foto van Anne Frank. Mijn eerste gedachten gaan meteen naar het moedige boek van Avraham Burg die de Holocaust op de Joden verbindt met Rwanda, Cambodja en ex-Joegoslavië. We praten lang na. Waarom deed Dutchbat niet meer toen de koelbloedige moord op meer dan achtduizend mannen zich voltrok? Wie was hoofdverantwoordelijke voor deze slachting? Trekt deze tentoonstelling veel volk en zou ze ook in Belgrado kunnen plaatsvinden? Er werd in de Servische hoofdstad geëxperimenteerd met foto’s van deze expositie in het straatbeeld, na een tijdje waren ze allemaal beklad … Ik denk aan Tobias. We trekken ons terug in onze identiteit van moslim, christen, Serviër of Bosniër of Kroaat, de ander van een andere etnie of geloof is bij voorbaat verdacht, schuldig, de boeman, kwelduivel. In alle verhalen die ik voer voel je dat de oorlog hoe beangstigend ook nog volop bezig is. Het is de grootste schok op deze reis tot nu toe. En dan moet Kosovo nog komen … Zondag 31 maart 2013 In de categorie ‘depressieve provinciesteden’ kan Niksic zeker een gooi naar de titel doen. Dit terzijde. Het is een paasdag om nooit te vergeten. De tocht naar de grens van Montenegro, de eerste twintig kilometer van de dag begon zeer veelbelovend. Het regende dan wel pijpenstelen, mijn moraal leek onverwoestbaar en het landschap de ene postkaart na de andere. Door de extreme natte blokkeert mijn fototoestel, een kerkhof omheind door prikkeldraad, op één van de vele hoge punten in het landschap is de laatste fotoschoot. Het is jammer maar niet de essentie. De grenswachters van Montenegro sturen mijn reisschema drastisch door elkaar: de weg naar Zabljak is omwille van de sneeuw die er nog altijd in dikke hopen de weg verspert afgesloten. Een nieuw scenario dringt zich op, op zeventig kilometer ligt Niksic dat een treinverbinding met Podgorica kent. Het idee is vlug bedacht maar de uitvoering vraagt het uiterste van mijn morele en fysieke grenzen. Na veertig kilometer ben ik compleet gedemoraliseerd, een ervaring die me niet zo vaak te beurt valt. Het blijft onophoudelijk regenen en in Pluzine ben ik al doorweekt tot op mijn ‘I love Sarajevo-T-shirt’. Ook mijn muts krijgt het gewicht van een dood en doorweekt konijn. De hellingen in het gebergte, de koude wind op tweeduizend meter hoogte, de totale afwezigheid van bevoorradingspunten, opwarmplaatsen, wegwijzers noch kilometeraanduidingen brengen mijn geest in een neerwaartse spiraal. Van pure uitputting zie ik me genoodzaakt te eten in de regen. Pas in Jasenovo Polje krijg ik weer wat moed. Nog zestien kilometer zegt de vrouw die koffie bedient, ze is de enige in het café die Engels kan (en ze is beeldschoon), mannen zitten sms’end of starend voor zich uit te kijken. Een fikse afdaling later en eindelijk weer bewoonde platte wereld en Niksic brengt me terug in vervallen restanten van een communistische vervallen verre voorstad van het vroegere Titograd. Ik besef dat de tocht door Montenegro veel zwaarder uitvalt dan ingeschat, je fietst er niet even doorheen en de grootste vijand met slecht gezinde weergoden is het gevecht met jezelf. Kilometers lang klimmen op de kleinste steek in een soort niemandsland, brokstukken en bomen op de weg en tientallen tunnels waarvan sommige een halve kilometer lang je in het pikkedonker moet doorgeraken. Het tast je moed aan, korte droge periodes zijn nog het ergst, ze geven je de illusie dat je zult opwarmen en even later zeikt het weer als bezeten en geraak je langzaam onderkoeld. Automobilisten die toeteren om je aan te moedigen missen elk effect. De treinrit naar de hoofdstad zal me goed doen. Een plek om kledij te drogen, een warme douche en een chauffage om mijn foto-toestel weer aan de praat te krijgen is de enige goal die ik vandaag nog wens te scoren. Elke crisis geeft nieuwe kansen. Tim is een Nederlandse dominee met standplaats in Frankfurt en verantwoordelijk voor krimpende protestantse vergrijzende geloofsgemeenschappen in München en Stuttgart. De gevangenis, hij is protestants aanspreekpunt voor Nederlandse cocaïne-smokkelaars in de bajes van Frankfurt, soms zijn het vaders die een nakend faillissement proberen op te lossen en verkeerd gokken, anderen die hardleers recidiveren waar Tim minder mededogen kan voor opbrengen. Tim volgt verrassend goed de Belgische politiek van zeer nabij en is enthousiast over het niveau van de Belgische debatcultuur. We weiden al vlug uit over het afkalvende maatschappelijk middenveld in Nederland, over Wit-Rusland (dat hij me met andere ogen toont, hij fietste naar Minsk, Gradno, Lida, Novogrudnek en Mir. “Anders dan in Oekraïne en ondanks de politieke repressie is de staat beter georganiseerd. De tevredenheid op het platteland waar veel nog in de kolchoze afspeelt is groot”, klinkt het allemaal verrassend. Een reis voor 2014 kiemt. We besluiten ook na de treinreis nog wat samen op te trekken, gaan samen lekker eten en via zijn eyephone reserveert hij een hostel. Daar ontmoeten we dan weer Tom uit Colorado. En zo ontstaan nieuwe gesprekken, nieuwe inzichten. De ellende en de eenzaamheid van het fietsen door de Dinarische Alpen net boven het vriespunt zijn nu ver weg. Tim is een ontzettend leuke kerel van 32 en we zoeken blijkbaar dezelfde dingen zo ver van huis. Maandag 1 april ’13 Ik ben gestrand op de weg naar Puka, een cafébaas heeft zich over me ontfermd. Ik mag gratis op zijn gras buiten liggen. Op meer dan duizend meter hoogte. De tocht naar Skodra helemaal met Tim afgefietst, veel gebabbeld en genoten. Ik wil niet te lichtzinnig met het woord vriendschap strooien maar het klikte wonderwel. We hebben het over Bram Vermeulen, Georgië, Wim Helsen, Slowaakse Roma, bedevaartsplekken in Kroatië. Tim fietst vanuit Skodra naar Bar, ik richting Kosovo. De grensstreek tussen Montenegro en Albanië is voorzien van een weg als een biljartlaken en wondermooi van natuur. De chaos begint pas echt over de grens. De plooifiets van Tim vertoont een plooi waar het niet voorzien is en op zoek naar tape in een groentewinkel lappen we het frame oppervlakkig op. Compleet leeggereden bereiken we de grootste noordelijke stad van Albanië. De sfeer is overweldigend en weer helemaal anders dan de voorbije landen. We geraken voortdurend aan de praat en wel met iedereen. Onderweg waren er al jongeren die ons aanmoedigden, hun autoraampje laten zakken om te vragen waar we vandaan komen. Op mijn hand schrijf ik: 1 euro = 120 lek, het is weer wennen aan een zoveelste vreemde munt. Enkele lappen pizza, wat sla en we geraken er weer bovenop. Een Albanees woonde dertien jaar in Londen en is blij terug in de meer relaxte sfeer van zijn moederland sinds één week te mogen wonen. Ik neem afscheid van een hele leuke kerel. Slecht nieuws ook: omwille van brokstukken vaart de boot van Kuman naar Fierze niet en ik ben dus genoodzaakt voor de tweede keer van mijn geplande route af te wijken. Het weer is goed, erg warm, geen spatje regen. Ik waag het erop richting Kosovo, het plattelandsleven op de weg naar Puka is een streling voor het oog en oor. De meeste blikken zijn verbaasd, jongeren reageren spontaan, enkelen erg uitgelaten, enkele oude mannen tonen lachend al hun tanden. De duisternis valt onherroepelijk, ik klim van schemerduister naar pikkedonker en moet mijn tocht staken na vele kilometers klimmen. Verder rijden is onverantwoord en liever een slechte nacht op kiezelstenen dan in het gebergte en op de tast mijn slaapzak spreiden. Pragmatiek wint. Morgen wil ik minstens Kukes bereiken, op een verre boogscheut van dertig kilometer van de Kosovaarse grens. Dinsdag 2 april ’13 Geheel in de lijn van de verwachting heb ik een barslechte nacht achter de rug. ’s Nachts begint het te regenen, te waaien, als ik opschuif naar het terras begint het verdomme harder te regenen en zelfs door de dakpannen. Als een woelmoes (en niet een Albanese krijger) zoek ik de minst ongemakkelijke houding op de stenen vloer. In de Kanun die nog erg levendig zou bestaan in het noorden van Albanië zijn centrale begrippen eer en gastvrijheid, leest de uitstekende gids van Hans van de Veen. Dit is niet meteen een straf staaltje en met een kil dankjewel vertrek ik rond zeven uur ’s morgens richting Puka. Net als in Montenegro wordt ik geplaagd door aanhoudende regen en getrakteerd op een prachtig landschap. Een buschauffeur haalt me de woorden uit de mond: ‘The roads are like a snake’. Het klimmen is inderdaad loeizwaar, het is vloeken, hijgen, bocht na haarspelbocht, opnieuw. De Karpaten in Oekraïne leken niets in vergelijking met deze Albanese Alpen. Ruw en ontoegankelijk, de gids spreekt met kennis van zaken. In Puka tank ik na veertig extreem zware kilometers brandstof in de vorm van veel te zoete baklava. Een Albanees die mijn fiets in zijn clublokaal zet trakteer ik op raki. Ik start een nieuwe tocht naar Fusha-Arrez, het begint harder te regenen en ik besluit in het bijzondere Puka te blijven, kledij te drogen, alles ik immens doorweekt. En mijn zitvlak kan wat bekomen van de zadelpijn. In de hotelkamer werkt de verwarming niet maar de elektrische bedden doen maximaal dienst als droogkast. Een bus naar Kukes kan me morgen dicht bij Kosovo brengen. Ik trek te voet het stadje in. Het enige wat er vandaag helaas te doen valt is schuilen. Volgens een bezoeker van de supermarkt regent het trouwens al een volle maand, klagen om vandaag is dus een beetje buiten proportie. In de internetbar, ik verstuur een mail die nooit zal aankomen, het café, het postkantoor, waar ik soep ga eten (hier eet je soep): de lokale bevolking is ontzettend geïnteresseerd. Ze maken dolgraag een praatje, willen je reisroute kennen, wat je van Albanië vindt, waar je woont, waar je naartoe gaat. Ik kan ze niet anders dan als zeer behulpzaam en doodeerlijk (bijvoorbeeld bij het teruggeven van wisselgeld of het aanrekenen van het luttele bedrag voor koffie) omschrijven. In de bar van het hotel hangen schitterende oude zwartwit-foto’s. De oudere hotelbediende overloopt ze één voor één met veel duiding: traditionele katholieke vrouwen gekiekt in 1863 (!!!), twee naakte mannen in het begin van de twintigste eeuw die met een ballon om hun middel gebonden de rivier de Drina willen oversteken, een groepsfoto van Ottomaans uitziende krijgers … Ik lees de laatste zestig pagina’s van ‘Post voor mevrouw Bromley’. Bij een nieuwe duik (de straten kunnen het water amper slikken) becommentarieert een rijzige enthousiaste cafébaas de verkiezingen. Er is discussie tussen Sali Berisha (sociaal-democraat) en Edi Rama namens de socialisten. Rama is voor de man gewoon het verlengde van Enver Hoxha, hij spuwt haast op het scherm als de ex-communist in beeld komt. Zeer lekkere salade en heerlijke soep, is het deze heerlijke walmende brij die de gedetineerden van Dendermonde ‘borsh’ noemden? En het is warempel gestopt met regenen, ik verlaat voor de vierde keer mijn kamer en slenter door het stadje. De iman roept op tot gebed, een oudere man is zo dronken dat hij met zijn achterhoofd keihard op de straatstenen bonkt, jonge Albanezen vragen voor de zoveelste keer ‘where are you from?’. De hele roman van Brijs vind ik ontzettend geslaagd, maar de laatste twintig bladzijden ontroeren me extra. Beelden van Tom Cruise in ‘Born on the fourth of July’ in zijn rolstoel passeren … Stone slaagt er subliem in om het hoofdpersonage van sterk patriottisch naar pacifistisch te laten evolueren. Mijn leesritme heeft me perfect qua tijd en plaats getimed voor de overgang naar ‘Kosovo. De uitgestelde oorlog’ van Raymond Detrez, tot voor kort verbonden aan de UGent als docent Oost-Europese geschiedenis. Een uitstekende gids dus in een complexe en bewogen uithoek van Europa. Het boek zal me geen moment vervelen. Woensdag 3 april ’13 De rit naar Kukes is één van de meest intrigerende busritten. De fiets ligt ongebonden op het dak. Net voor we vertrekken wordt ik nog op koffie getrakteerd, een man wiens dochter in Oostende woont sluit aan. Hij wil mijn GSM-nummer, ik probeer uit te leggen waarom ik zonder op stap ben. Net daarvoor: in de hotellobby deel ik mijn twee laatste streekbiertjes van brouwerij Boelens uit aan Vaid en Frits. Frits is een Nederlander en is hier als vrijwilliger. Met zijn kennis van bierbrouwen moet hij een productiefout uit het bierproces halen, na één week zijn ze al aardig opgeschoten. Vaid toont me nieuwe foto’s van politieke gevangenen en opposanten die onder dictator Hoxha werden opgesloten of vermoord. Ik zou nog uren kunnen blijven, als je ergens blijft hangen wordt het de tweede dag dubbel zo interessant als de eerste. De bus wacht echter niet, oude moslimvrouwtjes met witte hoofddoeken zitten vooraan, jonge kerels en oudere mannen op de tweede en derde bank. De bus is altijd goed gevuld (wel dertig tot veertig mensen worden over het hele traject vervoerd en door een soort mysterieuze natuurwet of gewoon geluk?) en toch kan iedereen altijd mee, er zijn maar twaalf zitplaatsen. De weg is oneindig mooi en voor deze negentig kilometer had ik zeker minstens twee dagen nodig. Mijn buikgevoel heeft me gisteren dus juiste beslissingen doen nemen. Onderweg: schaapherders, in de weinige dorpjes een drukte van jewelste, mannen omhelzen elkaar, af en toe verheft de chauffeur zijn stem en als je denkt dat hij zich kwaad maakt schiet iedereen in de lach. De sfeer is met geen woorden te beschrijven, nog veel authentieker dan de rit die ik enkele jaren geleden van Tessaloniki naar Tirana ondernam. Een oudere man, met een kind van zes, twee stokoude gesluierde vrouwtjes stappen uit op een plaats waar ogenschijnlijk niemand woont. Binnenrijden in Kukes doet me nog meer naar adem happen, omgekeerd blijkbaar ook, mensen zijn verbaasd een fietstoerist in de stad te hebben. Na vier banken eindelijk ééntje die Maestro herkent. Aan de rand van de stemmige en chaotische binnenstad een moskee, een herdenkingsmonument voor Kukes die in 1999 vele vluchtelingen uit Kosovo opving in de laatste tragische stuiptrekkingen van het Milosevic-regime. Amper veertien jaar geleden. In een lokale pizzeria wordt ik met open armen ontvangen, de jonge bazin spreekt vloeiend Engels. Ze deed universiteit en zoekt werk, maar het is aartsmoeilijk ondanks haar kwalificatie. Kinderen gebruiken deze eettent als een soort sluipweg van hun school naar een hoofdstraat. Baby’s gaan van arm naar arm, grootmoeders komen binnen, mensen hebben intens contact met elkaar. Zou eenzaamheid hier bestaan? Het is moeilijk in te beelden. De rolverdeling blijft wel heel erg gescheiden en afgebakend: mannen baten koffietenten uit (anders dan in Montenegro bvb), vrouwen restaurants. Wat zijn de patronen, de marges op vlak van cultuur en moraal? Ik blijf een buitenstaander. Met gevulde drinkbussen start ik mijn tocht naar Prizren. 16u30. Een jonge Kosovaar nodigt me uit voor een bezoek aan een oude moskee van meer dan vierhonderd jaar oud, een zoveelste hoogtepunt van de reis. Ik was mijn voeten, we praten over België en zodra de iman arriveert krijg ik toegang tot dit oude heiligdom. Lichtblauwe schilderingen aan het plafond, op de muren, een prachtige rustgevende plek. De fietstocht naar Prizren onder een stralende zon (in weerwil van alle weerbulletins en onheilspellende Albanezen): een zeer Balkaneske grensovergang, een boer heeft er een tiental koeien de vrije loop gelaten. De douanebeambte vraagt naar mijn verzekeringspapieren. ‘Is it a joke?’, vraag ik van de domme. Mijn eerste koffie in Kosovo even later. De barkeeper volgt de Belgische voetbalcompetitie en is blij met zijn halve euro fooi, evenveel als de prijs van de koffie. 16u19. Uit alle luidsprekers van alle minaretten in heel Prizren een gezang van alle hoeken en kanten. Ik lijk helemaal niet in Europa te zijn maar eerder in een ver Oosters land. Jonge en oude mannen knielen, buigen, wiebelen, de kleine moskee loopt langzaam vol. Nog meer jonge mannen die binnenkomen knikken me vriendelijk toe. Ik twijfel om nog naar Djakova te fietsen, wil eerst nog de jonge imam zijn oneindige gezangen horen. Alle veertig mannen gaan nu dicht opeen in innige stilte samen bidden. Allah krijgt veel bezoek. Om twintig uur bereik ik Djakova, de weg ernaartoe lijkt wel de ‘Flanders fields van Kosovo’. Begraafplaatsen van vooral jonge UCK-strijders (Kosovaars Bevrijdingsleger), herdenkingsmonumenten van figuren van aanvoerders in vol uniform, beschoten huizen. In de Reiskrant van juni 2012 (uitgegeven door Wegwijzer) lees ik dat steden als Pecs en Djakove zwaar zijn getroffen in de oorlog. Ik denk terug aan de trieste herinneringen van Lendita en Vace in een gesprek met Johan, Eric, Debby en Macarena ter verkenning van een theateropvoering met de vrouwen van Albanese gewesten op zeven en acht december dit jaar. De weg is stoffig, druk, veel onafgewerkte en verlaten gebouwen… het contrast met de busbergrit in Albanië deze morgen is groot. Nog vier dagen en het is duidelijk dat ik veel tijd tekort kom in deze razend interessante regio. Er zijn vele kulla’s te bezoeken, de Turkse brug, Servische kloosters, oude houten bazaars, madrassa, een moskee uit 1595 … De weg naar Pec zal normaal weinig problemen opleveren, maar ik maak me zorgen over de bergetappe richting Rozaje. En is het realistisch om Bijelo Polje in Montenegro van daaruit met het oog op de treinlijn naar Belgrado te bereiken? Dat zijn daden en vragen voor de komende dagen. Hotel Europa kent niet de Europese tarieven van Gjirokastra (zes euro) maar is midden in de oude stadskern gelegen. Ik ben meteen op slag verliefd op het stadje en heel goed nieuws: ik bevind me op enkele honderden meters van de winkel van sjieke kledij van de ouders van Lendita. Als er één punt is die ik desnoods op mijn blote knieën wou bereiken, is het ‘Dina’, de winkel van Rexhep Dulaku. Ben zeer benieuwd naar het contact. Donderdag 4 april 2013 Dat de Kosovaren nukkiger zouden zijn dan de Albanezen, ik merk er niets van. Dezelfde overgave en interesse is mijn deel. Ter hoogte van Krajk moest ik mijn koffie niet eens betalen, zo verwonderd en blij verrast zijn ze als een Belg hun zaak betreedt. Wat een bijzondere mensen. Als je de weg vraagt, leggen ze hem drie keer uit en schrijven alles nog eens ongevraagd op een briefje. Ik hoop dat met de oprukkende moderniteit de warmte van de Balkanvolkeren nooit zal verdwijnen. Ik bots op mijn ochtendwandeling op het zelfde schriele mannetje van gisterenavond laat. ‘Mijn vader en grootvader, ook houtbewerker’, en hij neemt me mee naar zijn winkel. Lijkkisten voor katholieken en moslims, in de dood zijn we allemaal gelijk. Qua symboliek kan het tellen. De binnenstad van Djakova is in volle restauratie maar heeft zeer veel potentie. ‘Deze stad heeft het meest geleden in de oorlog’, zegt de perfect Engelssprekende manager van het restaurant. Hij geeft me uitleg over de kulla’s maar ook over de extreme zwaarte van de weg naar Peja naar Rozaje in Montenegro. De straten van de oude binnenstad moeten nog voorzien worden van klinkers, maar eens die kaap genomen … Europees geld aan dit soort herwaardering van cultureel erfgoed is gewoon goed besteed. Het ontbijt bestaat uit een heerlijke soep, enkele fijne kazen, tomaat, sla, komkommer. Alles keurig gedaan en zeer vitaminerijk. Hotel Carska e Jupave is een plek om met Sofie terug te keren. Erg commercieel zijn ze niet in Kosovo: voor een plakstift van 25 cent is twintig genoeg en krijg ik er een balpen bij, in Decan krijg ik een banaan gratis omdat er geen yoghurt is en even later komt de bloedmooie dochter met Turkse koffie aandraven. De weg naar Pec is niet mooi maar helemaal Balkan: ruimtelijke chaos, een onbeschrijflijke rommel, enorm veel mensen op straat en terrassen, en overal zwaaien, glimlachen, toeteren naar de malle Belg. Pec is overrompelend, koeien grazen in het park, een ambtenaar van het ministerie van cultuur leidt me rond in een kulla. In Drenoc had ik er een uur eerder ook enkele gezien, één kapotgeschoten in de recente oorlog door de Serviërs en enkele prachtig intact. In de achttiende eeuw werden ze behuist door rijke families in de Ottomaanse tijd. Er waren kamers voorbehouden voor de mannen waar belangrijke beslissingen werden genomen. Er zijn blijkbaar ook veel ouders kulla’s uit de Illyrische tijd, vierhonderd tot zeshonderd jaar voor Christus, resten werden vooral in Albanië gevonden. Ik informeer naar de link met de Kanun? Die is nu niet meer zo actief, hoewel een rechter in deze regio van Pecs voor kleine geschillen zoals echtscheiding weer gebruik maakt van de Kanun. En zo is het oude gewoonterecht weer brandend actueel. In de toeristische dienst heb ik het geluk een jonge ambtenaar te kunnen treffen die zelf als fietser ervaring heeft met het oversteken van de zware bergpas naar Rozaje in Montenegro. Ik blijf nog wat twijfelen, het staat in de sterren geschreven dat het fysiek bovenop de voorbije vijftig kilometer een dubbeltje op zijn kant wordt. De andere optie is op Pristina fietsen en daar busvervoer zien te regelen naar Belgrado. Na enkele telefoontjes (Christel raadt me aan nog een taartje te eten vooraleer ….) huiswaarts en inkoop van yoghurt, chocolade en bananen waag ik het erop. Aangekomen in Rozaje vele uren later, compleet versteven van de kou kan ik het geheel overschouwen: tien kilometer normaal parcours, vijfentwintig kilometer berezwaar klimmen naar de besneeuwde toppen, vijftien kilometer dalen. Het is de zwaarste tocht van deze reis en van mijn leven, een beetje vergelijkbaar met het lopen van mijn eerste marathon tussen Kortrijk en Brugge. Ik moet regelmatig van de fiets en mijn moed zakt soms tot onder mijn zolen als ik een zware truck honderden meter hoger ook hoor en zie kreunen met zijn vracht. Er is weinig medelijden op deze weg: het is wroeten voor elke meter en geen meter is plat met een stijgingspercentage rond de tien procent geraak ik bekaf. Hoe hoger ik klim, hoe kouder en de zon begint ook al te zakken. Ik vat moed als enkele jonge kerels ‘nog één kilometer’ roepen. Enkele berghutten zijn de voorbode dat het me warempel nog zal lukken. De grenspolitie van Montenegro moedigt een dikke Macedoniër aan om ook wat meer te fietsen. Vanaf dan gaat het pijlsnel door bos en dal, het eerste teken van cultuur in de beetje bewoonde wereld is tot mijn verrassing een minaret. Een meisje van Kosovo en een man die Duits kan drijven me in de armen van de hoteluitbaatster van ‘Millenium’. Voor vijftien euro ben ik gelapt en de warme soep met veel groenten doet verschrikkelijk veel deugd. Het is een bewogen dag geweest: met de broer van Lendita had ik een kort maar hartelijk contact. De impact van de oorlog in deze streek overtreft elke verbeelding: in Djakove werden de meeste doden en andere geweldsoorten geteld, Pec werd voor tachtig procent verwoest. Als ze het niet vertellen zou je het bijna niet geloven, jongens en meisjes lopen nu zorgeloos op straat. Veertien jaar geleden was deze stad een puinhoop. Maar ‘zorgeloos’ is niet het juiste adjectief: vijftig procent van de jonge Kosovaren is werkloos, een cijfer dat alle records in Europa breekt. Van Laureen uit Birmingham die een Engels café uitbaat in Djakove en wiens man met preventieprogramma’s in verband met drugs bezig is leer ik dat Djakove op een soort smokkelroute ligt op vlak van verdovende middelen. Niet te geloven dat in deze uithoek spul uit Afghanistan passeert naar West-Europa. Ik informeer nu ik voluit in het Engels kan doorpraten naar de situatie van de Roma, naar de oorlogstrauma’s, naar de slechte bestrating. Ze suggereert me om contact te nemen met Elisabeth Gowing op www.theideapartnership.org die Romavrouwen economisch ondersteunt in de buurt van Pristina, weliswaar helemaal af van mijn geplande route. Het worden boeiende gesprekken met Imre en Rexhep op vijftien april in Temse als we met Vormingplus een avond over Kosovaarse Roma organiseren. Wat ik onderweg van de Roma zie is soms intriest (mensen op vuilnisbelten, een meisje met kapotte sandalen aan de oude brug van Djakove). De kinderen –ook zij die ik onderweg tegenkom en die in de wolken zijn met een foto- en veel volwassenen die hout of stro of ijzer op gammele kruisingen van mini-traktoren en grasmachines blijven zwaaien, hun tanden bloot lachen, zich verbazen … Vrijdag 5 april ’13 Op een haar na de enige overdagtrein vanuit Bialo Polje naar Belgrado gemist. De andere is pas tien uur later. De tocht van Rozaje naar Biala Polje is goed verlopen, alleen is het verschrikkelijk slecht weer. De tocht naar Berane bestaat uit een steile klim gevolgd door een kilometerslange afdaling, van Berane naar Biala Polje is nog meer spectaculair, op vijf procent na is de route één lange afdaling langs de LIM, die alsmaar breder wordt en woester kolkt. Onderweg schuil ik even in een prachtig kerkje van de negende eeuw met mooie muurschilderingen, er is veel cultureel erfgoed dat goed is aangeduid maar de alsmaar heviger regen noopt me om alleen maar goed door te trappen. Montenegro, Zwarte Berg heeft opnieuw een natte Belg gebaard. In het lege station, op het perron, in het lege stationsbuffet … niemand spreekt er Engels of Duits. Maar de Turkse koffie geraakt wel besteld en mijn kleren hangen te drogen voor de houtkachel. Mijn laatste halfnatte T-shirt waar ik het boek van Brijs ingewikkeld had wordt aangetrokken. Ik hoop dat de regen wat milder zal neerdalen, maar daar ziet het voorlopig niet naar uit. De zon breekt dan toch door, mijn muts geraakt nog opgedroogd. Wat een namiddag bleek om te overbruggen is veel meer geworden. Elke zonnestraal die me bereikt maakt me gelukkiger. Ik start met het schrijven van enkele brieven, voortdurend babbels tussendoor. Daarna zomaar wat rondfietsen en bellen naar Sofie. Ook hier spreekt niemand Engels maar alles lukt wonderwel. Een fietstocht in een buitenwijk aan de andere kant van de rivier Lim brengt me in een authentiek stukje buitenleven in Montenegro. Kinderen voetballen, meisjes lopen hand in hand, mijn apparaat laat het weer afweten maar de moskee en de Byzantijnse koepel zouden op één foto passen. Een man en een vrouw samen op de dorpel, een oudere man speelt met het jonge pasgeboren geitje, de kinderen willen ook hier weten van waar ik kom. ‘What’s your name?’. Het is een klein tochtje waarvan ik weet dat Ward er intens zou van genieten, ik voel me helemaal oostwaarts en tracht elke prikkel in me op te nemen. De zigeuners blijven lachen, ze wonen in iets wat je geen huis kunt noemen en altijd in een soort apart ghetto. Over of ze al of niet beter geïntegreerd zijn dan in België of Vlaanderen durf ik geen uitspraken te doen. Terug in het stationsbuffet discussiëren vier mannen met alle heftigheid van de wereld over Tito, Russia, Serbia, kapitalista, presidenta, Kosovo, woordenstromen zonder lijn voor mij. De ‘Riba (vis) Pastrmska’ met ‘Srpska salata’ wordt warempel met een portie frietjes geserveerd. Als ik zeg: “Zoals in België”, wil de uitbaatster me bijna omhelsen. Ik spoel door met ‘Piva Nik mali’ wat een klein biertje van Niksic betekent, ik ben terug op vlak van taal op ‘Slavisch’ grondgebied. De gebakken vis voor amper vier euro is uitstekend, ze toveren met gewone dingen de lekkerste schotels. En zo is Montenegro veel meer dan een doorgangsland geworden …. Zaterdag 6 april 2013 Sabstsjarak, sabstsjarek … de man blijft het maar herhalen. Hij is bang dat mijn fiets gestolen wordt en het woord moet dus iets met ‘diefstal’ te maken hebben. Aandoenlijk en met ongekende ijver ontfermt hij zich over me. Toont me het badkamertje en een miniskuul stukje zeep, vertelt me voortdurend hoe ver we nog van Belgrado verwijderd zijn. 30’, 15’, 7’ …. Volgens zijn collega is er om 10u30 een lijn naar Zagreb en doet de trein er maar vijf uur over, dat blijken er later toch zeven te zijn. Alles loopt nu letterlijk en figuurlijk op wielen. Misschien is er nog tijd om het mausoleum van Tito te bezoeken? De stad is opvallend kalm als ik vergelijk met vorige passages die ik maakte. Zaterdag en het vroege uur zal daar wel veel mee te maken hebben. Nu Belgrado nog moet ontwaken is het een ideale kans om rond te fietsen. De kapotgebombardeerde Chinese ambassade, de Heilige Sava-kerk, het parlementsgebouw, de brede boulevards, ‘classicistische gevels die willekeurig afwisselen met betonnen modernistische kazerne-achtige karkassen uit de socialistische periode’ … het zijn bekende punten. Maar ik doe ook veel nieuwe ontdekkingen zoals de buurt Skaderlija (afwisselend ‘Boheems’ genoemd, dan weer een ontmoetingsplek voor kunstenaars ; bron Wegwijzer, juni 2012). Op de markt koop ik honing van de acasia, de man is trots dat hij op de foto kan. Oude vrouwtjes staan er met soms maar één bos bloemen, een zigeunerdametje doorzoekt even verderop de afvalcontainers. De stad heeft niet een compacte kern zoals Zagreb maar niettemin veel te bieden. Aan de oevers van de Donau bijvoorbeeld heb je een zeer uitgestrekte groene long met tal van Romeinse forten, poorten en oude vestingmuren. Lange tijd was Belgrado beperkt tot de oppervlakte van de vesting en leefde de hele bevolking binnen haar muren. ‘Romeinen, Byzantijnen, Bulgaren en Serviërs volgden elkaar op, tot in 1521 na vele pogingen, de Ottomanen de plaats in handen kregen. Ze zouden er blijven tot 1867, toen prins Michaël in Kalemegdan van de Pasja de sleutels kreeg, Servië een autonome regio werd en de Turken afdropen. Het fort werd in de loop der eeuwen veelvuldig belegerd en heropgebouwd tot het , in opdracht van de Oostenrijkers, van Vauban zijn typische huidige stervorm kreeg’, lees ik in dezelfde Reiswijzerkrant. Wie dieper wil graven of snuisteren in Belgrado kan ik zeker ‘Donau’ van Claudio Magris suggereren. De treinverantwoordelijke heeft het niet zo begrepen op mijn fiets. Met veel geweld morrelt hij aan het fietsslot en fulmineert in het Servisch. Ik probeer wat weerwerk te bieden, de fiets staat voor niemand in de weg riposteer ik. Het wordt een lange rit, we arriveren pas na drieëntwintig uur in Villach (Oostenrijk). Ik ben gelukkig in goed gezelschap van Ian Kershaw en verwerk de eerste vijf hoofdstukken uit ‘Hitler, de Duitsers en de Holocaust’ (2009). Zeer gedegen en boeiende geschiedschrijving over de verschillen en gelijkenissen tussen Hitler en Stalin en de jonge denkbeelden van de Duitse dictator tussen 1925 en 1928. Ik wissel af met Detrez die me blijft verbazen over zoveel samengesprokkelde informatie over Albanië, Kosovo en Servië. Op de trein een fijn contact met twee jonge kerels die al twee dagen aan het terugkeren zijn van Istanbul. Tussen Skopje en Istanbul deden ze er vijftien uur over, ze zijn beiden negentien en we kunnen het goed met elkaar vinden. Helaas geen verbinding meer naar München, er zit niets anders op dan in Hotel Europa in Villach en peperdure kamer te boeken. In Villach is een vechtpartij tussen jongeren bezig, je mag niet fietsen in de voetgangerszone vermaant de lokale politie me, in de lokale pizzeria praat niemand met elkaar. Ik ben terug in West-Europa, ongenuanceerde flitsgedachten … Zondag 7 april 2013 Op de terugweg. Vier brieven. Eén naar Ward, naar Ronny, naar Paul Verhaeghe, naar Sofie. Ik wil aan Johan, Eric en Debby voorstellen om ze een plekje te geven in de theatervoorstelling. Keulen. Aken. Luik. Gestrand , geen verbinding meer naar Brussel. De jeugdherberg in Luik is een lucky shot en een aanrader. Maandag 8 april 2013 Het ontbijt is helemaal bio en afvalarm, een jeugdherberg met visie en karakter. 11u30, verhalen delen uit Marokko met Anna. En thee drinken met honing van Radomir met Sofie. Het is goed geweest. Stefaan Segaert , dinsdag 9 april 2013

8 views
bottom of page