top of page
  • Writer's pictureStefaan Segaert

2014 Belarus


Belarus: Wonderland met littekens Oost-Polen: Bloed in het bos Fiets-en treinreisverslag, 3/04/14-13/04/14 Als we de slaap niet kunnen vatten, luisteren we naar onze eigen hartslag, zo stil is het hier. Dit is geen land, maar een hoek van de wereld waar de schepping op de zesde dag van wereld is gestopt, na de schepping van de landdieren. De mens moet nog worden uitgevonden. Op de heuvels wonen bizons en wolven. Uit ‘Bloedgetuigen’ , Johan de Boose, p.232 Wie meteen op reis wil naar Wit Rusland en Polen, ga niet langs start maar naar 3 april 2014. Zaterdag 8 juni 2013 Eerste zinnen in reisdagboek Wit-Rusland. Fascinerend vroeg. We gaan immers eerst nog fietsen in Frankrijk, Spanje en Engeland. Misschien breekt er tegen april 2014 een Wit-Russische lente uit, wie had deze in Turkije vandaag zien aankomen buiten een handvol alerte analisten? Niettemin. Vandaag een brief geschreven naar Nikita Chudjakov met de vraag voor een babbel. Nikita verzorgt het programma ‘google docs’ voor de Vrijwilligersakademie in Oost-Vlaanderen. Gisteren ‘Wit-Rusland’ (uit de landenreeks) van Geert Groot Koerkamp in de bieb van Lokeren gevonden, een prima inleiding maar ook een beetje beperkt. En eerder deze week een detailkaart van het merk ‘Freytag & Berndt’ in Zanzibar gevonden. Tijdens het genieten van een brésiliennetaartje in bakkerij De Smet in de Sportstraat in Gent (tea-room très démodé maar erg naar mijn hart) en het uitwisselen over intra-professionele geweldservaringen laat Ronny Verrewaere zich de historische woorden ontvallen: ‘Ik kijk jaarlijks naar het Eurosongfestival en het is nu pas duidelijk dat voor Belarus stemmen een keuze voor Wit-Rusland is’. Zondag 9 juni 2013 Reisverslag Wit-Rusland opgevraagd bij Tim die ik op de trein van Niksic naar Podgorica in Montenegro heb ontmoet. Ik kan maar twee echte redenen bedenken (lijkt me wel ruimschoots voldoende) om naar en in Belarus te willen fietsen: de onbekendheid en geslotenheid die me fascineert én de verrassende analyse van Tim die Oekraïne als volgt vergelijkt met Wit-Rusland: “We weiden uit over het afkalvende maatschappelijk middenveld in Nederland, over Wit-Rusland (dat hij me met andere ogen toont, hij fietste naar Minsk, Gradno, Lida, Novogrudnek en Mir. Anders dan in Oekraïne en ondanks de politieke repressie is de staat beter georganiseerd. De tevredenheid op het platteland waar veel nog in de kolchoze afspeelt is groot, klinkt het allemaal verrassend. Een reis voor 2014 kiemt. “ (uit Reisdagboek Kosovo, april 2013). Ook de Tataarse dorpen op de grens van Polen en Wit-Rusland wil ik passeren. En meer te weten komen over de uitgestrekte oerbossen nabij Bialowieski. En Treblinka op honderd kilometer van Warschau aandoen. Joden uit het bezette Polen, Tsjechië, Slowakije, Frankrijk, Griekenland, Joegoslavië, Sovjet-Unie maar ook uit Duitsland en Oostenrijk werden naar hier gedeporteerd. Volgens een documentatiebundel die ik in Auschwitz kocht hebben meer dan 800.000 mensen hier de dood gevonden. Maandag 22 juli 2013 Afgesproken in Huize Coletta met Nikita Chudjakov, geboren in Minsk. De kaart van Wit-Rusland ligt naast me en ik lijst vragen op over visum, fietstrajecten, steden, treinen, overnachtingsmogelijkheden … Het gesprek is razend interessant omdat we ook zeer uitgebreid over democratie, Loekasjenko, geschiedenis en economie uitweiden. Als ex-journalist is mijn gesprekspartner goed geplaatst en een zeer kritisch observator van zijn thuisland. Hij woont twaalf jaar in België maar bracht zijn jeugd en jong volwassen leven door in de hoofdstad van Belarus. Wat het westen van Wit-Rusland betreft raadt hij me aan om Brest te bezoeken en Hrodno. Brest is sterk gelinkt aan het Molotov- Von Ribbentrop-pact en de vrede van Brest-Litovsk, het niet-aanvalspact tussen de Sovjet-Unie en nazi-Duitsland. Er zijn interessante musea. Hrodno is dan weer aan te raden omwille van zijn middeleeuwse stadskern en daardoor anders dan bvb. Minsk en Warschau is de stad niet platgebombardeerd in de tweede wereldoorlog. Minsk omschrijft Nikita als een openluchtmuseum waar zowel de standbeelden van Lenin nog staan en de stad sinds de jaren zeventig niets van zijn typische communistische uiterlijk heeft verloren. Nikita is duidelijk voorstander van de erkenning van Wit-Rusland als land met een eigen geschiedenis, eigen taal en vlag, eigen heraldiek, eigen unieke identiteit. Het westen van Wit-Rusland was tot in 1939 Pools gebied en tot op vandaag leven veel Witrussen in het oosten van Polen en omgekeerd. Nikita noemt zijn land met de vele gebiedsuitbreidingen en –inkrimpingen een artificiële constructie, ook een stad als Vilnius (Litouwen) is lange tijd een Wit-Russische stad geweest. Het brede grensgebied noemt Nikita een perfect voorbeeld van een multicultureel gebied, één derde was hier voor de tweede wereldoorlog ook joods. Een turbulente streek dus … Op papier is er wel oppositie vandaag, maar de autoritaire Loekasjenko centraliseert in de praktijk alle macht naar zich toe. Wit-Rusland heeft weinig reële economie maar wordt sterk gesubsidieerd door zowel Rusland als de Europese unie. Van twee walletjes eten gesproken … Veel rijkere Russen organiseren hun pleziertjes in casino’s in Minsk, hebben er een flat en een vaste of wisselende maîtresse(s). Gewone Wit-Russen zijn dan gemiddeld weer armer dan gewone Russen. Salarissen in Rusland zijn beter dan in Wit-Rusland wat nogal wat arbeidsmigratie op gang brengt, één op de tien Wit-Russen zou zijn brood in het machtige buurland verdienen. De dominante propaganda stelt Wit-Rusland voor als een aards paradijs te midden van de chaos rondom, de realiteit is anders. De economie in Wit-Rusland is van weinig betekenis. Wel wordt ruwe olie uit Rusland geraffineerd en verder doorgevoerd naar Europa, maar het is ook een ‘off-shore plek’ van Russische wapens naar Syrië, Irak, Libanon. De landbouw wordt nog in kolchozen georganiseerd en is inefficiënt, kent een lage productiviteit. Nikita noemt zichzelf iemand van de perestrojka-generatie, voor veel Wit-Russen is het een grote schok om alles zelf te moeten beslissen. Dat iedereen ‘ongeveer tevreden’ is, is meteen ook het grote probleem, zelfs de oppositie is hopeloos ingekapseld in het systeem, Europese subsidies voor een maatschappelijk middenveld zijn een schijnvertoning. Wit-Russen zijn zeer tolerant en tegelijk erg getraumatiseerd door de vele oorlogen. Tolerant maar ook mak dus. Nikita situeert zich in Wit-Rusland bij de één procent ontevredenen. De sfeer in zijn land noemt hij ‘schizofreen’ zoals de laatste jaren van de Sovjet-Unie. Er is een sterke invloed uit Rusland maar ook een actieve interesse naar Polen. De vervlechting tussen economie en politiek is innig in Wit-Rusland, in Belarus heb je politici nodig om je zaak te runnen, zonder politieke relaties kun je het schudden als zaakvoerder. Loekasjenko noemt Nikita een niet al te intelligente maar wel zeer sluwe leugenaar, bedrieger, kameleon , een ‘dorps-macchiavellist’, bijna het tegenbeeld van de geraffineerde Poetin. Wat een visum betreft zijn er verschillende opties: één aan de grens kopen, een toeristenvisum regelen maar het valt eerder aan te raden een privé-visum te regelen. Het is goedkoper en ‘makkelijk’. Je laat je registreren voor de hele verblijfsduur en laat je uitnodigen door iemand van Wit-Rusland die het visum voor je regelt via een officiële procedure. Nikita wil daarvoor vrienden in Malorita aanspreken. Hij toont me op het internet een kaart met alle besmette plekken sinds Tsjernobyl, gevolgen van het neerdwarrelen van radio-actieve neerslag. Het westen van Wit-Rusland is redelijk veilig maar zowel rond Minsk als meer oostelijk zijn de gebieden talrijk en groot qua oppervlakte. De neerslag van de smeltende kernreactor op de Oekraïens-Wit-Russische grens dreigde naar Moskou te waaien, de Russen konden de besmette wolk terugdringen en het goedje bij de Wit-Russische buren laten neerdwarrelen. Voor de overheid is het probleem van de baan, 27 jaar na datum. Nikita is duidelijk een andere mening toegedaan. Er is een rijke soep-en vistraditie. En dat je er als veggie bekaaid vanaf komt klinkt niet echt als een verrassing maar is eerder exemplarisch voor het hele oostblok leren me de voorbije tien reizen. Universitaire diploma’s in Minsk zijn niet-Bologna-erkend, niets anders dan een bewuste politieke keuze om niet te ‘vermengen’ met de rest van de wereld. Het gesprek loopt na twee en een half uur op zijn einde. Norit kan zowel preventief als curatief helpen tegen overmatige hoeveelheden alcohol, niet mee-zuipen is onbeleefd (de enige Norit die ik ken zat in de gevangenis voor een gewapende overval). De civil society, zeg maar het maatschappelijk middenveld is vernietigd, waar enkele jaren geleden nog 200.000 mensen op straat kwamen op 26 april (Herdenkingsdag voor de slachtoffers van de kernramp) , zijn dat er nu nog amper tweeduizend. Gezagsfiguren zoals politici zijn eerder paranoia, zich openlijk kritisch uitlaten over het regime is niet verstandig en kan argwaan wekken. Niet te veel geld meenemen,het ‘gevaar’ in Wit-Rusland is vaak zeer moeilijk in te schatten zegt Nikita. Zeker dronken mensen in groep zijn te mijden. De Magdeburgse rechten van Hrodna, een Wikipedialink naar het Groothertogdom Litouwen, middeleeuwse heraldiek, het stadje Niasviz heeft een zeer bekend kasteel met een historische familie met vertakkingen in Berlijn, hotels zijn superduur en bieden een slechte service, Wit-Russen gelukkig zeer gastvrij, de suggestie van Couchsurfing klinkt als muziek in de oren. Wat een pak informatie … We sluiten af. Ben veel wijzer geworden, heel veel inside informatie. Ik kan langzaam concreter beginnen plannen, ook al is het nog erg vroeg, nog acht maanden voor de treinreis naar Warschau Donderdag 25 juli 2013 Het gesprek met Nikita stimuleert me om een eerste ruwe reisschema te maken. Filmpjes die via Lut van Wegwijzer werden bezorgd en een artikel van Tim van de Griend (die ik in Montenegro ontmoette én ervaring had met fietsen in Belarus, trip 2012) bekijk ik opnieuw als extra documentatie. Woensdag 28 augustus 2013 Drie weken kranten zijn opgestapeld. We waren in de Dordogne en Spanje. Ik bots op een artikel van Hans Declercq in de editie van 10 en 11 augustus met als titel ‘Wie is bang van Minsk?’ Er staan enkele interessante elementen in die als ‘nieuw’ lezen, de fascinatie blijft onverminderd, integendeel … I can hardly wait to bike in Belarus. In de tweede paragraaf : ”Wit-Rusland sluit zich nog op andere manieren af. Meer dan de helft van de ondernemingen bleef in handen van de overheid, het industriële apparaat denkt nog niet in termen van kwaliteit of ecologie. (…) In het straatbeeld van Minsk moet je goed zoeken naar afbeeldingen van Loekasjenko, de ‘verkozen’ president sinds 1994. Er bestaan ergere varianten van personencultus. De Wit-Russische bevolking is er, althans in de hoofdstad, goed aan toe qua welvaart’, vertelt een Turkmeen bij het hotel. ‘Zeker als je Minsk vergelijkt met andere nieuwbakken oud-Sovjethoofdsteden als Jerevan en Tbilisi. Aftandse communistische woonblokken zijn in Minsk veel moeilijker te vinden’. De openbare voorzieningen, zoals openbaar vervoer, zijn spotgoedkoop, net als de taxi’s. Westerse levensmiddelen in grootwarenhuizen kosten meer en zijn zeer duur voor mensen met een gemiddeld inkomen. “ In het artikel staan ook intrigerende passages over ‘huizen van hout’, de ‘afwezigheid van mooie koffiebars’ en Lee Harvey Oswald, de man die Kennedy zou vermoord hebben. Als uitsmijter schrijft de journalist : ‘Wit-Rusland blijft een land waar je als westerling een vreemde eend in bijt blijft’. Zondag 15 december 2013 Reis naar Belarus onverwacht opnieuw in een stroomversnelling. De elektronische snelweg is soms een racebaan. In een folderrek in OC De Boerenpoort in Melsele (2000 kilometer van Minsk) bots ik op een gedateerde uitnodiging van een tentoonstelling van Olga Gouskova die in Brugge woont en vrouwenlichamen schildert. Ik mail, kom zeer vlug in een stortvloed van contacten en tips en reisinformatie terecht. Er is interessant mailverkeer met Pavel die zich Paul noemt, waarom toch die neiging om hun namen aan te passen aan ons westerlingen: “Hi! My name is Paul. Your email gave me Olga. I live in Brest. I love cycling. I can spend a tour of the Brest region”. Via de organisatie Belarus Today belandt ik op vrijdagavond 13 december in de gebouwen van het ACW in Antwerpen voor een avond ‘Discovering Belarus’. De notie ‘plaatsen zijn bezet’ is nogal enthousiast ingeschat, want amper 10 procent van de zitjes blijken ingenomen. Ik neem plaats in het rode pluche naast een Wit-Russische schone uit Luik, ik bevraag of het protest in Kiev niet naar Minsk zal overslaan. ‘It’s always quit in Belarus’, zegt ze. Ze raadt me aan om naar de ambassade van Belarus te gaan in Brussel en mijn specifieke reissituatie te verduidelijken. In principe –ze herhaalt dit met klem- moet je elke overnachting kunnen aangeven waar en bij wie je zal doorbrengen. In nog meer principe moet je bij het arriveren in een dorp voor zonsondergang het lokale politiekantoor verwittigen van je verblijf, ook al gaat het enkel om één nacht. De vertegenwoordiger van de Wit-Russische ambassade opent met veel vertraging de culturele avond. Zijn toon is uitgesproken economisch van aard: België is de negende belangrijkste handelspartner voor Belarus binnen de Europese Unie wat een verdriedubbeling op korte termijn betekent. Er is ook een groeiende samenwerking binnen de universiteiten van Belarus en België. In hoeverre het hier om newspeak gaat is me niet duidelijk. Wel interessant: de VISA-faciliteiten zouden vanaf 2014 versimpelen wat de culturele contacten zeker ten goede zal komen, droomt hij vooruit. Met veel gesukkel wordt een kort youtube-filmpje geprojecteerd: ‘One day in life of Belarus’. Er passeren meren, landbouw, een soort sneeuwwitje in het naaldbos, kerken en kastelen, Lenin in een flits, rivieren, zeer paradijselijke natuur, grote lelijke shopping malls, treinen, industrie (productie van graandorsers), kermis, meer zonsondergang en een hockeyploeg. Geen martelkamers, oppositieleden in de boeien, geen verwijzing naar Tsjernobyl …. De avond wordt pas echt de moeite als Vladimir Ronin het woord neemt. Zijn familiale achtergrond is hoogst interessant als spiegel om het land te situeren. Hij is voorzichtig maar soms ook verrassend duidelijk. Drie vierde van zijn familie is afkomstig van Wit-Rusland maar zelf groeide hij als kind op in Moskou. Hij doorprikt met verve het beeld van de vriendschap der Sovjetvolkeren. We kenden elkaar niet en Belarus was terra incognita, een illusie dat ideologisch toch standhield, hij zal het een paar keer herhalen. Er waren vanuit Rusland ook nauwelijks vooroordelen, noch positieve noch negatieve gevoelens. Wit-Russen waren in de ogen van Russen stil, inactief, een beetje naïef. Een ander beeld dat in Moskou leefde: Belarus en zijn martelarenstatus, één op de vier Wit-Russen waren slachtoffers in de tweede wereldoorlog. Het beeld van een gekwetst land. Maar veel meer details drongen niet door of waren niet gekend. Wie waren die slachtoffers? Wit-Rusland werd gepercipieerd als een klein land maar strategisch gelegen, in de richting van het verfoeilijke Westen. 15 republieken , 15 zusters? Vergeet het maar zegt Vladimir. Welke beelden leefden nog? In de uitgestrekte bossen en moerassen vond je grote hoeveelheden ooievaars en bizons. Zware traktoren kwamen uit dit land, net als de koelkasten, de aardappelen (bulba) en de gecondenseerde melk. Vladimir demonstreert met verve zijn liefde maar ook zijn kennis van de Wit-Russische geschiedenis. Hij start in de twaalfde eeuw met het rijk van Kiëv-Rus en eindigt met een beeld van Kurapaty op dertig oktober 1989, Belarus is één van de actieve voorvechters in de ‘reorganisatie’ van de Sovjet-Unie. Daartussen 700 jaar: het Groothertogdom van Litouwen, de Pools-Litouwse confederatie (hij wijst er bvb fijntjes op dat de inwoners van Belarus langer met de Letten en de Kazakken hebben te maken gehad dan met de Russen zelf). De Poolse delingen , Wit-Rusland als onderdeel van het Russische keizerrijk (1721-1917), meer een samenraapsel van administratieve provincies. Een belangrijke lijn van zijn betoog (intussen wordt de man ernstig gehinderd door stukken landkaart die van zijn powerpoint zijn gevallen, een hulpteam gaat aan de slag met een nieuwe kabels, nieuwe PC’s …): Wit-Rusland is een constructie van de twintigste eeuw. De Witrussische Volksrepubliek kent een kort leven tussen maart en december in 1918. In Moskou wist men wel iets (vaag) van de Roden en de Witten in Oekraïne maar van deze eerste poging om Wit-Rusland met zijn taal en cultuur op de kaart te zetten? Drong niet door. Van 1922 tot 1939 is Belarus de Wit-Russische Socialistische Sovjetrepubliek in de Sovjet-Unie. En dan schudt Hitler opnieuw de kaarten. Maar ook na de tweede wereldoorlog: de ‘overwinning op het fascisme’ leidt tot weinig vreugde. De Stalinistische repressie zoals in Kurapaty (houten kruisen herinneren aan één van de vele slachtingen van de NKVDR, de geheime politie, tienduizenden slachtoffers als gevolg). Het lot van de Joden is zo mogelijk nog erger. Het Jiddisch was voor de tweede wereldoorlog een officiële taal, tachtig procent van de Joden of 700.000 Joden werden vermoord. Vladimir toont op één slide een recent Memoriaal in Minsk (2000) dat de doden van twee maart 1942 herdenkt. Tegelijk en als voorbeeld dat oorlog werkelijk alles op zijn kop zet: duizenden Wit-Russsische meisjes die in de Duitse oorlogsindustrie moesten werken om de honger te ontvluchten. Honger was ook een vorm van geweld merkt Vladimir op en een klein deel is gebleven in België, Nederland, Frankrijk, ze worden wel eens ‘de verloren dochters van Stalin’ genoemd. Hoeveel zouden er nog in leven zijn? Katyn is slechts één voorbeeld in een lange reeks dorpen die compleet werden uitgemoord op bevel van Stalin. Vladimir raadt aan de film ‘Kom en zie’ van Elem Klimov uit 1985 te zien, één van de weinige en in alle geval eerste films over deze zwarte bladzijden. De rest van de avond valt een beetje tegen. En ik moet mijn trein halen. Een jonge Wit-Rus weidt uit over de Belarussische cultuur, haar taal, schrijvers en dichters en doet een sterk pleidooi om konsekwent over Belarus te spreken en niet over Wit-Rusland. Zijn argumentatie bereikt me niet meer helemaal. (Een vertegenwoordiger van de vliegtuigmaatschappij voert een promopraatje, een rare spreker voor een culturele avond). Wat ik die avond wel nog bereik is Lokeren, dankbaar om zoveel pakken nieuwe informatie. Met zeven euro voor een miniskuul potje honing is ook het Klooster van de Heilige Elisabeth mogelijks beter af. Een Wit-Rus in het Frans steekt me een foldertje in de hand. Fietsen in zijn land is zowat het slechtste idee dat hij dit jaar al vernam. En we zijn toch al december … Donderdag 9 januari 2014 Tocht zit weer in een stroomversnelling. Contact met Eugene Vvdenski uit Minsk die in de Bakinskayastraat woont wat dan weer dicht bij het centraal station van Minsk zou liggen. En morgen naar de Wit-Russische ambassade in Brussel wat wellicht een avontuur op zich zal vormen. Een zoveelste nieuw reisschema dringt zich op. In kerstverlof uitgebreid en intens Ian Kershaw’s “Hitler, de Duitsers en de Holocaust” gelezen en daar Arendt naastgelegd. Gruwelplekken als Belzec en Sobibor zijn in het vizier en ook Zamosc dat als een Poolse parel wordt geafficheerd. Schema best nog even voorleggen aan Vladimir Ronan, Johan de Boose, Izabela Sikorski , Pavel en Eugene. En benieuwd of dit gedetailleerd genoeg is voor de Wit-Russische ambassade. Of ze geen drone zullen voorzien die me op zichtbare afstand volgt. Vrijdag 10 januari 2014 Alle Wit-Russen zijn er gerust in, er is opvallend veel reactie maar van Tim (waarmee ik een stuk in Albanië fietste) krijg ik toch het interessantste advies: “Ik vermoed dat je bij de planning iets te optimistisch bent geweest. Het ene is, dat tussen Bialowieska en Brest nog altijd 150 km zitten en daar komt bij, dat je aan de grens een oponthoud hebt van een uurtje of drie. Dat red je niet in een dag. Bovendien leg je geografisch een ingewikkeld parcours af door van Bialystok eerst naar het noorden en dan naar het zuiden en van uit Bialowieska eerst naar het noorden en dan ook weer naar het zuiden te reizen. Ik weet niet, of je bijzondere plannen hebt in Bialowieska (of een slaapmogelijkheid), maar waarom zou je niet van Sokolka de grens oversteken naar Grodno en vandaar door naar Minsk of naar Brest?” Ik duikel vanavond opnieuw de kaarten in om te herplannen. Op de Wit-Russische ambassade in de Molièrelaan: so far so good! Lange vragenlijst moeten invullen. Met wie ik getrouwd ben, of ik al voor onwettige daden in Wit-Rusland was, bij wie en waneer en hoe lang ik bij Eugene zal slapen. Ik hoop dat de arme man deze nacht niet van zijn bed wordt gelicht en aan een kruisverhoor wordt onderworpen wegens al te spontane hulp bieden aan een fietser uit België. Daarna foto’s moeten laten trekken. Naar de bank vliegen om 60 euro te storten. Met dat bewijs dan terug. Visum zou volgende week klaar liggen. Enkele Engelstalige en Franse toeristische brochures op de terugweg gelezen en ‘De Grootinquisiteur’ van Dostojewski dat Paul Steels me in de handen stopte. Thuis geaard door veld te wieden. Zaterdag 11 januari 2014 Ik wacht een wellicht laatste en sterk doorslaggevend advies af op volgende vraag aan Tim: “Dag Tim, ik worstel inderdaad met twee scenario’s : Mijn trein vanuit Amsterdam komt aan om 10u25 in Warschau, er is een vlotte treinverbinding naar Bialystok (dan ben ik al redelijk oostwaarts in Polen) en kom daar aan om 14u05 ; 45 km verder liggen de Tataarse dorpen rond Sokolka (daar wellicht best slapen) ; dag erop de grensovergang naar Kuznica nemen en doorfietsen naar Hrodna wat een interessante stad lijkt. Ik vermoed dat er van daar uit vlotte treinen zijn naar Minsk (waar heel mijn visum op gericht is) . Hoe flexibel of weinig flexibel zijn die visa-toestanden eigenlijk? Ik heb nu opgegeven dat ik drie nachten in Minsk zal slapen , daar heb ik ook een reële overnachtingsplek . In dit scenario zou ik de driehoek Hrodna-Minsk-Brest kunnen maken. Enig idee of fietsen op de trein steken mogelijk is in Belarus? Tweede scenario. Doortreinen vanuit Warschau naar Malkinia Grn dat op dezelfde lijn van Bialystok ligt maar ruwweg halfweg. Daar in de buurt ligt Treblinka dat ik zou willen bezoeken, daarna maar niet meer op die dag een fietstocht van 90 km naar Biels Podlaski dat zo een beetje de poort vormt naar de oerwouden. Van daar start een mooie tsarenroute van 30 km naar Hajnowka en dan de grens oversteken naar Belarus en me meer op Brest richten. Dit scenario impliceert Bialystok niet aandoen (waar ik nog niemand iets bijzonders over hoorde vertellen) en helaas ook Hrodna en Sokolka (zou ik op een andere reis in combinatie met Gdansk of Litouwen kunnen aandoen). Beperking van Brest en Minsk maar wel volop de oerwouden van Bialowieza . Heb ik het goed begrepen dat er daar mogelijks een kalmere grensovergang is en neemt die dan nog altijd 3 uur in beslag? Hoe stel ik me best op of ben je met een visum in de hand een koning in het Wit-Russische land? Sorry voor de vele vragen, je bent nu eenmaal een kenner, Stefaan “. Vrijdag 7 februari 2014 Elsene, Café chez Jos, Kuipstraat. In weerwil van ook mijn eigen perceptie hoeft de Wit-Russische ambassade geen plek te zijn waar je wordt afgesnauwd of ze alle mogelijke blokkades opwerpen om Belarus te bezoeken. Op het visumpapier vragen twee dames me de woorden VORMINGPLUS en EDUCATIEF MEDEWERKER klaarder, groter en in drukletters te herschrijven. “It’s like a center for education”, voeg ik mondeling toe. Zou dit een zekere au sérieux geven, het ambacht van vormingswerker? En als ik nu een mensenrechtenactivist, een Greenpeace-actievoerder of een kunstenaar was, zou dit dan anders lopen? Grimmiger? Met grote maar ook met blije kinderlijke ogen kijk ik naar de blauwe stempel en een blinkend zilveren plakkertje met de magische letters ‘BLR’. Ik neem mijn reispaspoort in ontvangst, onderdruk een juichkreet, de kwiekste van de twee beambtes vraagt: ‘Is it allright?’ Ja, jullie kunnen mooi knutselen. Nu het ijs is gebroken voel ik me genoeg op mijn gemak om te vragen of de grensovergang tussen Polen en Belarus ter hoogte van de oerbossen van Bialowieza een geschikte grensovergang is voor fietsers. Ze spreekt de verlossende woorden: ‘Yes, easily’. Daarna: ‘No problem. Nice trip.’ De rest van de ambassade ontdooit nu ook. Andere Wit-Russen in de veel te kleine wachtzaal herhalen de woorden ‘goede reis’. In een warme nasleep van een ‘Bluverke goes Balkan’-avond (Bluverke is het ene van de twee dorpscafés in Hertsberge, nvdr) lees ik ‘De Versteende Bruidstoet’, een zoveelste parel van Kadare. Pagina 148: “Een gevangenis, daaruit kan je misschien nog ontsnappen en zelfs uit een graf kan je ongezien een dode weghalen, maar een dossier, daar kom je nooit meer uit”. Ben ik intussen ook een dossier voor de Wit-Russische autoriteiten? Hoe uitgebreid en ragfijn zijn de ‘Geheime Kamers’ in Minsk? Zondag 23 februari 2014 Er is slechts één standhouder op de Reisbeurs in Brugge rond Wit-Rusland maar Alexander Graulich is dan wel een prima contactpunt om nieuwe vragen af te vuren. Hij raadt me ‘Mir Dodutka’ aan, een folkloristisch museum. In de streek rond Polock zijn er zeer waardevolle oude kloosters te bezoeken en Brest is meer Pools dan Wit-Russisch. Treinen rijden op tijd, het ongerepte natuurschoon is eindeloos en in Vitebsk hangen alleen nog enkele schetsen van de schilder Chagal. Geen enkele keer is hij gecontroleerd, het kost moeite om aan je visum te geraken maar eens je het te pakken hebt, laten de autoriteiten je gerust. Na mijn eigen flitspresentatie over Kosovo en Albanië belandt ik bij Korneel De Rynck die zijn boek ‘Ijzeren Oogst. Een reis door Europa en de Groote Oorlog’ in prime time voorstelt. Enkele van zijn passages klinken zeer bekend in de oren: Sarajevo in Bosnië, Przemysl in Polen, Lviv in Oekraïne. Ik spits in het bijzonder mijn oren bij tip zeven: Brest-Litovsk. Het fort, het herdenkingscomplex, het ‘Monument van de dapperheid’, 34 meter hoog en 54 meter breed. De resten van het witte paleis. Highlights, ideologisch sterk gekleurd maar daarom niet minder interessant. ‘Land van belofte’ van Joseph Pearce is helemaal mijn ding. Anders dan de naam van de auteur (en columnist van De Standaard) doet vermoeden liggen zijn joodse wortels in Breslau, het huidige Wrocklaw. De familiekroniek leest als een trein door de geschiedenis van de negentiende en twintigste eeuw. Het boek geeft een prima fijnmazige inkijk in de geschiedenis en migraties van joden uit Rusland, Polen en het vroegere Pruisen. Ik leer Breslau kennen op een heel nieuwe bredere manier: ‘Breslau was in de tweede helft van de negentiende eeuw het centrum van de joodse verlichting. Sociale en politieke vooruitgang gingen hand en hand met religieuze emancipatie. Groothandelaars, bankiers, leveranciers en ondernemers stichtten er paleizen van welvaart. Historici, wetenschappers en theologen richtten tempels der wijsheid op, zoals het Jüdisches Theologisches Seminar. Niet gebonden aan grond of nationale trots zoals de Polen, zwermden de joden naar de steden in Duitsland uit. Terwijl verpauperde en vervolgde Poolse en Russische joden met miljoenen naar Amerika emigreerden, deed de jood in Duitsland zijn intrede in de grote steden van het keizerrijk.’ (p.76) Sien, Joachim, Anna en Jake komen ontzettend enthousiast terug van de Reisbeurs. Ze vertellen honderduit: massa’s info over India en over vrijwilligerswerk in het buitenland. Maandag 24 februari 2014 Pascal Debruyne speelt me een interessante site door van Irene van der Linde, een Nederlandse schrijfster en journaliste met een intrigerende reeks artikels op http://irenevanderlinde.nl/. Ik lees een intrigerend citaat uit 2004: “We ontmoetten een bonte stoet aan grensbewoners. We waren te gast bij bejaarde boeren, in kleine, meestal wat vervallen boerderijen, met een koe en een paar kippen. Bij krakers, die tegen het sluiten van de EU-grens streden, hippies, die zich aan de grens hadden afgezonderd en droomden over wat zich afspeelde in Wit-Rusland, burgemeesters van grensstadjes die wachten op Europa omdat zij voor het westen de brug naar het oosten wilden zijn, houtskoolbranders die het roet met wodka wegspoelden en mensensmokkelaars, dorpsjongens, die nog nooit eerder in hun leven zwarte mensen hadden gezien. Sporen van het verleden zocht Nicole (haar fotografe die haar vergezelt, nvdr) op. Het paard van de openingsfoto stond bijvoorbeeld voor een dependance van het paleis van de Russische tsaar in het natuurpark Bialowieza. Terwijl ik de directeur van het park interviewde over de laatste Europese wisenten, dwaalde Nicole over het voormalige tsaristische jachtterrein”. Heb verdomd veel goesting om te vertrekken. Vrijdag 14 maart 2014 Terwijl mijn zoon zijn reisvisum naar India regelt eindig ik in een stralende zon ‘Land van belofte’ van Joseph Pearce. De laatste twintig pagina’s eindigen bijzonder beklemmend en geven een indringend beeld van het Duitse Breslau voor de oorlog en het Poolse Wrocklaw na de oorlog. Pearce bezoekt met zijn ouders het Breslau dat niet meer bestaat, zijn vader zoekt en vindt restanten van zijn jeugd uit 1935. Er zijn dramatische stukken geschiedenis die me aan mijn tuinstoel doen kleven: ‘Hitler was al een week dood, Berlijn had zich overgegeven, maar in Breslau werd verder gevochten. Pas op de avond van 6 mei 1945 legde generaal Niehoff de wapens neer. Honderdzeventigduizend burgers waren omgekomen. Heel vroeg die ochtend steeg toch één vliegtuig van de gloednieuwe startbaan op. Aan boord Karl Hanke, door Hitler een dag voor zijn zelfmoord tot SS-Reichsführer en politiechef benoemd. Hanke verdween spoorloos’ (p.330) Pearce weeft beklijvende stukjes autobiografie met familieverhalen uit een complexe diaspora. Over zijn eigen verbondenheid met zijn joodse verwanten een heel erg on-joodse getuigenis: ‘Ik zal nooit over mijn roots vallen. Mijn geschiedenis speelt zich nergens en overal af. Natuurlijk wilde ik net als iedereen bij een volk, kerk, stam, ras, partij of broederschap horen. Geen enkele poging lukte. Ik ben er niet rouwig om. Ook van de tocht naar mijn joodse voorouders keerde ik niet teleurgesteld terug’. (p340). Straf boek van iemand die ik alleen als een goed voetbalcolumnist kende. Zondag 23 maart 2014 Ben alleen nog over Marokko en islam aan het lezen. In de ban van 2015; Sofie zal me opwachten in Fez. Morgen met de kuisvrouw van MO Clean babbelen die er geboren is. Met nog tien dagen voor de afreis naar Belarus nu toch de nodige boeken, kaarten en reisgidsen in de veranda klaargelegd. Qua hoofdliteratuur mik ik op ‘Bloedgetuigen’ van Johan de Boose, 724 pagina’s dik. Omdat de Boose me nog nooit tegenviel. De vijfde levensles van Stefan Hertmans in DS dit weekend ‘ga geregeld in quarantaine’ verwoordt perfect waarom ik zo graag alleen reis, alleen kan ik die vraag (die ontzettend vaak gesteld wordt) nooit zo sterk beantwoorden als de schrijver ze neer tovert: “Een paar keer per jaar ga ik een week in afzondering. Als je alleen bent, kun je voelen of je niet iemand aan het worden bent die je eigenlijk niet wou zijn. Hoeveel mensen zie je niet die elke levensvreugde kwijt zijn? Die wel zeggen dat ze goed bezig zijn, maar die vooral zichzelf iets wijs maken? Dat je de afzondering zoekt, wil niet zeggen dat je je afsluit van de wereld. Integendeel. Je kunt maar aansluiting bij anderen zoeken als je weet wie je voor hen wil zijn”. En over zijn schrijverschap: “Pas als ik rust vind, kan ik schrijven. Dan zie ik beter. Het is zo onwaar dat schrijvers in een ivoren toren zouden leven, voor mij is het schrijven een uitkijktoren.” Straks nog eens alle couchsurfingadressen in Polen en Wit-Rusland checken. Ben nog aan het twijfelen of ik nog iets van Martin Gray, geboren als Mietek Grayewski (Warschau, 1922) overlevende van Treblinka ga meenemen. Donderdag 27 maart 2014 Met Mara naar de bieb geweest. Zij kiest ‘Een piekfijne perfecte prinses’, op de thematafel van eerste wereldoorlog ligt ‘Ijzeren oogst’ van Korneel De Rynck. Ik ben getriggerd door het korte hoofdstuk ‘Het witte paleis’ over het verdrag van Brest-Litovsk , geschiedenis die zich afspeelt tussen december 1917 en maart 1918. Het hoofdstuk is zo kort en het fascineert me zo danig dat vooraleer Mara ook ‘Alles voor de hond’ kiest het al uitgelezen is. Op de achtergrond de Russische revolutie en de laatste stuiptrekkingen van het tsarendom. Maar vooral ook de opstand tegen de honger. ‘Vrede, brood, land’ stellen de bolsjewieken in de plaats. De link met Brest staat op pagina 277 te lezen: “Als lokatie voor de onderhandelingen kozen de Duitsers voor het fort van Brest-Litovsk, waar hun oostfront-hoofdkwartier was gevestigd. De Russen bouwden de vesting in het midden van de negentiende eeuw rond de samenvloeiing van de Muchaviec en de Bug, in het westen van het Russische Rijk. Het oude stadje Brest, dat zich op die plek bevond, moest plaatsmaken en ontstond twee kilometer naar het noorden opnieuw. “ Over de catastrofale onderhandelingen voor de Russen zou Lenin schrijven: “Ze zitten met hun knieën op onze borst, de situatie is hopeloos. We moeten dit vredesbestand aanvaarden om ons te kunnen klaarmaken voor de beslissende opstand tegen de burgerij en het imperialisme. Het proletariaat van de hele wereld zal ons te hulp komen. Dan zullen we de strijd hervatten.” Indrukwekkend staaltje onvervalste retoriek dat bijna lachwekkend aandoet. Over Brest schrijft Korneel: “Je ziet dat Brest een ‘heropgerichte’ stad is. Het stratenpatroon is recht en symmetrisch. De straten zijn wijd, de trottoirs even breed als de rijvakken. De bussen daarentegen zijn klein en zitten dan ook altijd eivol. (…) Deze stad wordt bijzonder goed onderhouden. De propere voetpaden, de gereinigde pleistergevels, de vele verzorgde groene ruimtes … alsof ze gisteren alles een grondig hebben geboend. De koepels van de Sint-Nikolaikathedraal zijn blinkend hemelsblauw.” Over het Witte Paleis tenslotte: “Ik stap het Witte Paleis binnen. Of wat ervan overblijft. Alleen wat muren en gewelven van de benedenruimte, die voor het grootste deel onder het grondniveau lag. De zijbeuken en het middenschip van de kerk die het oorspronkelijk was, zijn nog herkenbaar. De rest is weggeblazen. Maar hier, ergens boven mijn hoofd wellicht, is dus de beruchte Vrede van Brest-Litovsk gesloten.” Dinsdag 1 april 2014 Mooie reisgroeten van Ward gekregen. "Reis ver, drink wijn, denk na Lach hard, duik diep Kom terug" Donderdag 3 april 2014 Vertrek. Met Hannah Arendt achter de kiezen. Cursus over ‘de Banaliteit van het kwaad’ in Lokeren. Toepasselijk om naar Treblinka te sporen. Ik ben niet bepaald in praatgraag gezelschap, een jonge Pool en een Poolse mevrouw die al vijfendertig jaar in Nederland woont delen de nachtcoupé op de trein van Amsterdam naar Warschau. Dat is echter allesbehalve vervelend, ik geniet niet alleen van de stilte na de drukte rond en op de grachten, ik ben ook beginnen lezen in een overzicht van recensies, toespraken en satires van de Duitse Nobelprijswinnaar voor literatuur Heinrich Böll (vooral bekend om ‘Die Blechtrommel’) . Als kind had de film ‘De Blikken Trommel’ over een jongetje dat als protest tegen de oorlog weigert te groeien, grote indruk op me gemaakt, het zijn vooral de ruwe scènes over mensen die overleven maar ook verdierlijken door de oorlog die vandaag nog op mijn netvlies staan gebrand. Niet alleen de tweede wereldoorlog, maar ook het lijden van het Poolse én het joodse volk is in ‘De moed tot verzet’ nooit ver weg. Wellicht net omdat we gisteren in het Cultureel Centrum een tweede avond over het belang van het verzet van Hannah Arendt behandelden, bespraken, ons met twaalf verwonderden over de complexe maar diepe gedachten van de Duits-joods-Amerikaanse Arendt, kocht ik het boek op een tweedehands markt in een zonnig Amsterdam voor slechts twee euro. Met uitzondering van een avond met psychiater (‘verdrietdokter’) Dirk De Wachter die nog steeds op één prijkt van mijn vormingplusevenementen, staat de tweede avond in verband met ‘De banaliteit van het kwaad’, zeer vakkundig door Lies begeleidt moeiteloos op twee, en dan wordt ik nog geplaagd door een zeer pijnlijke en verkrampte onderrug. Hannah Arendt verweet het Duitse volk bijvoorbeeld dat ze ook na 1945 opnieuw ‘gedachteloos’ werden. We gingen uitgebreid in op het denken zoals Arendt dat analyseerde. Ik pluk uit mijn notities: het denken is voor de filosofie in de geest van Socrates altijd een gesprek waarbij het van absoluut belang is dat ook afwijkende meningen worden uitgesproken. Arendt roept vandaag ook op om zekerheden op te schorten en dit te leren verdragen. Het denken zelf moet dan ook constant ‘verdampen’. Arendt benadrukt ook het belang van geworteld zijn in het lokale. Net als Heidegger was het idee van een huis iets waar ze sterk klemtoon op legde. Voor Arendt was onder andere de Duitse taal haar huis. Dat denken voor haar nutteloos was, is een kronkel die ik net als de meeste cursisten niet meteen kan vatten. Maar Lies is geduldig en legt het desnoods tien keer uit. Het denken stelt nooit nut voorop, het denken om het denken is meer dan voldoende. Sterker: we hebben als mensen de behoefte om ons denken buiten het nuttige te houden. Weg van het dictaat van het doelmatige. Denken moest dus altijd weer ontdooien zodat er nooit gestolde definities komen. Haar denken is natuurlijk sterk gebaseerd op de geschiedenis van het vernietigen van het maatschappelijk middenveld door de nazi’s die de veelstemmigheid (pluraliteit) in Duitsland en daarbuiten gaandeweg elimineerden. Het feit dat we met veel zijn was voor Arendt de wet van de aarde. Denken hield zich voor haar bezig met zin en betekenis maar levert daarom nog geen ‘bruikbare’ levenswijsheid op. Net als Socrates was Arendt een pleitbezorger voor het eindeloos bevragen en had ze een aversie voor filosofische systemen. Ze noemde Socrates dan ook ‘de zuiverste denker van het avondland’. De brug van Arendt naar Böll en van Böll naar Warschau maar ook naar Treblinka dat ik morgen bezoek is niet eens zo groot. De toon van Böll is immers in ‘De moed der verzet’ ook voortdurend politiek, geëngageerd, van veel geschiedenis doorspekt. Over Warschau waar ik om 12u25 arriveer, schrijft hij op pagina 213: “Warschau was voor de oorlog als stad tamelijk aangenaam. De stad had 1,3 miljoen inwoners. We waren vrolijk, gastvrij, hadden gevoel voor humor.” De Poolse auteur en verzetsstrijder Wlodyslaw Bartoszewski is aan het woord. Hij overleefde Auschwitz en zegt daarover: “Ik heb een heel jaar nodig gehad om een oplossing voor mezelf te vinden: tegen haat, tegen geweld, tegen elk soort haat, tegen elk soort geweld- dat is het geheim van hetgeen het Nieuwe Testament verlangt: omkeren” (p. 222) . Even daarvoor een al even indrukwekkende getuigenis: “In de gevangenis en in het kamp heb ik geleerd dat tolerantie loont. Het is beter om het goede te behouden en het slechte dat mensen je hebben aangedaan, te vergeten. Anders kun je niet overleven. Ik wil bewust al het negatieve verdringen. Dat wil ik met opzet, niet omdat ik een heilige ben, maar omdat ik graag wil leven.” (p.218) Vrijdag 4 april 2014 Zeer vast geslapen op de nachttrein Jan Kiepura maar dat kan ook met het pilletje Aceclofenac te maken hebben dat een slaperige werking uitoefent. M’n rug voelt goed, het weer in Mazovië lijkt ontstekend. Vanuit Warschau Wschodnia (Warschau Oost) wil ik doortreinen naar Malkinia Grn. richting Bialystok. Daar in de buurt ligt Treblinka. Pascal Verbeken schreef in ‘Tranzyt Antwerpia’ over dit vernietigingskamp: “Er bestaan geen lijsten van joden die naar Treblinka werden gebracht, en omdat ze meteen na aankomst vermoord werden, konden ze ook niet geregistreerd worden. Archieven werden meestal vernietigd. Maar zelfs als men het bij het laagste cijfer houdt, is Treblinka de plaats waar de meeste Poolse joden werden vermoord, meer nog dan in Auschwitz-Birkenau. Treblinka was het meest efficiënt georganiseerde slachthuis van Polen.” (p.40) Ben gestrand in Ciechanowiec omdat ik zo lang in Treblinka bleef hangen. Het couchsurfingadres in Bielsk Podlaskie bij Bogumil Kozlowski halen was onbegonnen werk, ‘a mission impossible’. De wegen zijn ontzettend pokdalig, eindeloos opgekalefaterd met asfalten cosmetica en de bossen zijn te prachtig om ze ’s nachts te doorkruisen. Bovendien is het gevaarlijk, auto’s komen aan hoge snelheid zeer dichtbij en de wegen zijn onverlicht. ‘The Museum of Fight and Martyrdom in Treblinka’ bestaat eigenlijk uit twee of zo je wil uit drie delen. Het bekendst is de herdenkingsplek voor de 800.000 mensen die door de nazi’s werden vermoord. Een expositie geeft aan de hand van een maquette, veel fotomateriaal, gevonden voorwerpen van de gevangenen en historische achtergrond duiding bij de gruwel. Op de herdenkingsplek is geen origineel materiaal meer te zien, na de opstand van de gevangenen in 1943 bliezen de nazi’s alle gebouwen op. Helemaal achteraan in het bos, twee kilometer dieper bevinden zich wel de zichtbare restanten van het dwangarbeiderskamp waar vele duizenden –vooral Polen- de dood vonden door uitputting en totale verzwakking. Indrukwekkend is de groeve waar de ‘slaven’ hun arbeid moesten verrichten; daar dichtbij vind je de executieplaats. Het kamp hier had talloze barakken: de barak voor de joodse vrouwen, de barak voor de Poolse vrouwen, de latrine, de barak voor de Poolse mannen, de akkomodatie voor de commandant en de Duitsers, de stal, de garage, de bakkerij, de strafbunker, de hoofdkwartieren … Ik ben hier helemaal alleen, de groepen lawaaierige jongeren met vlaggen van Israël zitten al terug op de bus/ Misschien hebben ze een vol programma af te werken? Avraham Burg schrijft in ‘De Holocaust is voorbij’ kritisch en gedurfd commentaar op deze verplichte bezoeken door de staat Israël: “Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat ik de verplichte herdenkingsreizen naar de vernietigingskampen in Polen slecht doordacht en gevaarlijk vind. Aangezien de ervaring emotioneel overweldigend is, cultiveren we een onbewuste mentale realiteit waarin alle verschrikkingen uit het verleden worden gereconstrueerd en gekloond, enkel en alleen om te worden herhaald en voortgezet door toekomstige generaties. Het is een soort collectieve reïncarnatie. In plaats van de pathologische cyclus te doorbreken maken we er een eeuwigdurende circelgang van. In plaats van te genezen, infecteren we onszelf opnieuw. In plaats van te vergeten, krabben we onze wonden open en bloeden we opnieuw. Israëlische nationale separatisten zien de bergen met as- wat ooit lachende creatieve mensen waren- als bemeste grond voor gefolterde zielen. In mijn ontwakende Israël zullen daarom de dagen van de zomervakantie worden gebruikt voor een veel zinvollere reis. In plaats van een enkele reis naar een tijd en een plaats van pijn, vernedering en vernietiging, wil ik een multidimensionale reis naar hoop en vertrouwen voorstellen. Groepen Israëlische scholieren; Joden en Arabieren, zullen Spanje bezoeken. Ze gaan naar Aragon, Castilië en Andalusië. Daar zullen ze vertrouwd raken met het Gouden Tijdperk, toen islam en judaïsme een relatie hadden waar beiden van profiteerden. Ieder van hen zal zien en begrijpen dat er ooit een tijd was waarin er spirituele ervaringen waren voor militaire dienst, zelfmoordaanslagen en terreur. Van Spanje zullen ze naar Duitsland en Oost-Europa reizen, om het Europees-Joodse millennium te bestuderen, waarvan alleen de laatste twaalf jaar zo verschrikkelijk waren. Ze zullen een bezoek brengen aan islamitische gemeenschappen in het hart van Europa, waar geprobeerd wordt een nieuwe Europese islam vorm te geven. Vandaar zullen ze terugkeren naar Israël en een rondreis maken langs de conflictueuze geschiedenis van joden en Arabieren. Op het eind zullen ze uit deze historische rondreis hun eigen conclusies trekken. Ik hoop en geloof dat de ondubbelzinnige conclusie van veel van deze kinderen zal zijn dat geweld, racisme en uitroeiing geen alternatief zijn. Uitroeiing is niet constructief en getuigt van gebrek aan verbeeldingskracht en creativiteit. Ze zullen uit zichzelf begrijpen dat alleen culturele samenwerking, waarbij de ander wordt geaccepteerd als gelijke, kan bijdragen aan een optimistische toekomst en een tweede Gouden Tijdperk, ten bate en ter ere van de gehele wereld. Het Israëlische onderwijsstelsel zou voor zijn scholieren en studenten nog een reis moeten organiseren: een verblijf bij de Joodse gemeenschappen in het Westen, en vooral in de VS. Daar kunnen we leren wat het wil zeggen om een leven te leiden dat vrij is van bedreigingen. We kunnen er leren over solidariteit, en hoe men als nationale gemeenschap kan leven zonder vijand van buitenaf, en hoe Joden en de niet-Joodse gemeenschap elkaar kunnen vertrouwen”. (p283) . Een zeer moedig boek. Mijn overnachtingsplek is een geweldige meevaller. Vriendelijk, zeer betaalbaar (zestig zloty voor deze nacht plus ontbijt). Een vegetarische pizza streelt al mijn zintuigen. Morgen moet ik richting Bransk aanhouden, in Bielsk Podlaskie begint de tsarenroute die naar Hajnowka leidt. De tsaar van Rusland en het tsarisme dat op zijn laatste benen loopt kom ik uitgebreid tegen in ‘Bloedgetuigen’ van Johan de Boose. De jonge twintigste eeuw is op pagina 95 zelf aan het woord, de Boose voert hem/haar meesterlijk op als een personage: “O, o, het rommelde er, alsof het land op een reusachtige vulkaan was gebouwd, en de reus ontwaakte. Haha, wat sprookjesachtig is de geschiedenis van de mensheid toch. Sprookjesachtig en triest, want het Russische volk was alleen maar bestuurbaar door het af en toe eens flink op zijn smoel te geven.” Intussen: “De Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij, waarvan de leden elkaar niet konden luchten, viel in 1903 uiteen in twee helften: de mensjes en de bolsjes. ‘Mensje’ is ‘minder’, oftewel de gematigde minderheid, en ‘bolsje’ is ‘meer’, de radicale meerderheid, die weldra de halve wereld zou veroveren, totdat ik zelf een oud besje was geworden.” Zelfde pagina, zelfde eeuw aan het woord. Tsaar Nicolaas de Wereldvreemde was in alle geval de vuurhaarden in zijn rijk spuugzat, aldus Ruslandkenner de Boose. Zonder ongelukken, gebroken velgen of blokkerende rugwervels moet ik dicht bij de stront van de oerbizons verwijlen in Polen of in Belarus (de enorme beesten krijg ik normaalgezien niet te zien, tenzij in gevangenschap). Ik val in herhaling: ‘Life is a miracle’. Zaterdag 5 april 2014 Afsluitende anekdote over mijn bezoek aan Treblinka. Ik laat mijn fiets, volgeladen met materiaal en bengelende zakken voedsel en boeken wat achteloos achter op het pad dat naar de herdenkingsplek leidt. Als ik in het kielzog van enkele honderden Israëlische soldaten terugkeer, word ik aangesproken over het vehikel. De veiligheidsdiensten zijn blijkbaar al in verhoogde staat van paraatheid. Ik word niet alleen aan een vriendelijk doch uitgebreid spervuur van vragen onderworpen, ook mijn rugzak en alle zijzakken worden op explosieven, handgranaten en ontstekingsmechanismen gecontroleerd. Pas na enkele minuten ontdooit mijn zaak. ‘Sorry sir, we have to control things very strictly’. Hij wijst me de weg naar het werkkamp. 13 uur, 55 kilometer verder. Een schitterende fietstocht vol afwisseling, esthetisch en sportief plezier. De tocht naar Bransk en daarna naar Bielsk Podlaskie wisselt uitgestrekte bossen af met immense landbouwoppervlaktes. Onderweg: ooievaars de klepperen, hoffelijke chauffeurs, een hond die achter zijn baas op een kleine tractor loopt, de meeste honden die niet aan een leiband hangen hebben het echter op mij gemunt en soorten in alle maten en gewichtsklasse spurten als gek naar mijn kuiten. De klassieke kapelletjes, een boer op klompen met een slechte zaag en twee wilgenstokken in de hand, een te volgeladen of te doorroeste remorke met een afgebroken wiel en een man die het niet aan zijn hart laat komen. Meer ooievaars, een nijdige tegenwind op de open vlaktes, een prachtig loofbos met miljoenen meiklokachtigen die wellicht vroeger dan gewoonlijk in bloei staan. De wind is koud maar in de zon is het tweeëntwintig graden, deze reis lijkt op niets aan deze van 2013, ze is platter, zonniger en de Ulica Branska is in alle geval minder uitputtend dan het Albanese hooggebergte. Ik nestel me in de zon in het park, twee oude mannen met rode koppen en aangetaste lever gaan op de vuist met elkaar, de winkels die plastic bloemen verkopen voor op de graven in de paasperiode stallen hun waren uit. De tocht naar Hajnowka leest veelbelovend, de komende dertig kilometer wordt de tsarenroute genoemd: “Het was de weg die de tsaren met hun gasten namen wanneer zij op bizonjacht gingen. In alle dorpen, waar de inwoners de weg met fakkels moesten verlichten wanneer de stoet voorbijtrok, staan orthodoxe kerken, vaak verrassend van vorm en kleur”. De route krijgt twee sterren in de Michelin-gids, maar het waarom is me een raadsel. Ze is naar mijn aanvoelen niet minder of meer mooi dan de vorige doorsteken en de orthodoxe kerken kom ik niet tegen. Het vraagt fantasie om me voor te stellen dat de tsaar hier passeerde en welk effect dit op de doodarme dorpelingen had. Het dorp Hajnowka baadt niet meteen in feestsfeer, nergens een koffiehuis te vinden met open deuren. Toch zijn er enkele bijzonderheden. Met stip op 1 een orthodoxe kerk met een bijzondere vorm, de binnenkant is geheel naar analogie met de tristesse in het stadje gehuld in het donker waar enkele hoogbejaarde Polen hun zoveelste boetekleed aantrekken. Als ik tussen enkele woonblokken kuier bots ik op een clubhuis met een enorme kop van Vladimir Lenin bovenop. Stalin zou me meer geschokt hebben, maar toch … Onderweg: een verkoper van zware moto’s smeert enkele piepende en krakende punten van mijn fiets, een middeleeuwse wal uit de tiende eeuw, duiding bij aanstormende Zweden, bossen die met hun voeten in eeuwige dras staan, meer ooievaars … De tocht tussen Hajnowka en Bialowiecza gedurende achttien kilometer is de bekroning van de dag. Naald-en loofbos zover het oog reikt. Stilte die enkel door een zeldzame auto wordt verstoord. This must be heaven. De gigantische bizons worden vooral op enkele kilometers voor Bialowiecza aangekondigd in het oude stuk van het oerbos. Puur voor het spel sla ik een tijdje af van de begaanbare weg om zo’n kolos te spotten, maar alle voorgangers hadden me al verwittigd dat zo iets ijdele hoop is. In Bialowiecza struikel je over de vele pensions die je een kamer aanbieden. Ik kies op aanwijzen van de mooie winkeljuffrouw die mijn yoghurtjes afrekent voor een robuust houten gebouw, dichtbij het Natuurhistorisch Museum van het Bialowieza Nationaal Park. Het museum staat in een park ‘van 50 ha op de plek van het voormalige paleis van tsaar Alexander II dat in 1994 werd verwoest’, aldus de gids. Wit-Rusland ligt hier op vier kilometer vandaan en als ik mijn eigenaar voor deze nacht mag geloven is Brest op slechts tachtig kilometer hiervandaan. Ik sms alvast naar Pavel van Brest en Eugene van Minsk om mijn coördinaten door te geven. Een klein restaurantje serveert heerlijke champignonnesoep en daarna iets met kip, groenten in een vulsel van bladerdeeg en aardappelen. Oekraïens bier maakt het feest compleet. Er wordt een oponthoud van hooguit één uur aan de grenspost in het vooruitzicht gesteld, benieuwd naar die douane-ervaring. Tot slot om de dag af te ronden: op de vele educatieve borden onderweg wordt ik veel wijzer. Over Aleksander II die in 1874 bijvoorbeeld hier zijn bizons neerschoot. Doet me denken aan Ceaucescau die met een groot gevolg zijn beren neerknalde in de Roemeense wouden. En aan Poetin die zich ook al even graag prostitueert in bloot bovenlijf met een schare fotografen als hij gaat vissen in de wilde Russische natuur. Het is eigen aan mensen met veel macht blijkbaar om zich te tonen als jagers. Ik zoek mijn blokhut op die tegen honderd orkanen bestand lijkt. Zondag 6 april 2014 Om 5u56 wakker. Drie uur wachten voor het natuurmuseum is me te lang en liever wil ik de uitgestrekte speelbossen van tsaren en Poolse prinsen zelf in fietsen. De ‘granica’ of grens is op vier kilometer. Ik sta al om 6u53 te blinken aan het hekken en de streng bewaakte zone. De slagboom gaat pas om acht uur naar boven meldt de Poolse grenswachter. In het bos ga ik lezen over Brest en Minsk in mijn Brad-gids. De enorme geschiedenis van beide plaatsen stimuleert me enorm voor de komende vier à vijf dagen. Acht uur. Na de Poolse grenswachten gaat het grondig mis. Voor mijn type visum- namelijk uitgenodigd worden door een Wit Rus blijk ik te moeten beschikken over een ‘Belarussian Medical Service Insurance’, na veel vijven en zessen en tegengepruttel is degene met de meeste sterren op zijn schouder en die zijn geduld begint te verliezen zeer formeel: ‘You go to Poland, no Belarus for you’. Er worden redelijk absurde voorstellen geformuleerd: de arme Pavel (mijn couchsurfingadres) helemaal uit Brest laten komen met dergelijk document met mijn identificatiegegevens. Fietsen naar Biala Podlaskie en daar in het station het document regelen, daar de grens oversteken, maar dat betekent een tocht van minstens 120 kilometer en de woeste woudervaring door mijn neus geboord. Morgen in Hajnowka het document regelen klinkt ook al niet te bemoedigend. Met beteuterd gezicht als een klein kind dat het pretpark niet binnenmag, druip ik af. Terug via de vriendelijke Polen. Eén ervan raadt me aan in Hotel Zubrowka grondig te informeren wat een gouden tip blijkt. In het grootste en bij uitstek internationale hotel van Bialowieza blijkt de vraag even simpel en overkomelijk als een kop koffie bestellen. Na zestien zloty’s te betalen fiets ik voor de derde keer het traject met het gouden en verlossende document in handen. Lichtjes triomfantelijk, zelfs grapjes maken met de vrouwelijke beambte haal ik het aviertje boven en zowaar vijf minuten later sta ik met veel ‘good lucks’ en ‘nice trip’ in Belarus. De eerste vijftien kilometer zijn hemels: ik ben moederziel alleen, de tocht naar Kamenjuki is zalig, de zon straalt nog harder dan gisteren. Eens het oerbos uit is het nog zeventig kilometer via een kaarsrechte snelweg naar Brest. De wind remt me onophoudelijk en het landschap is eentonig, eindeloze oppervlakten zanderig landbouwareaal. Halfweg begint het voor het eerst flink door te regenen en de laatste twintig kilometer heb ik het wel gehad, het is nu zadelpijn verbijten, in mooi verzorgde bushokjes peperkoek en yoghurt tanken om de eindstreep te halen. Alle vermoeidheid leg ik achter me als ik eindelijk koffie kan drinken en me kan drogen en opwarmen in Times Café in de Sovjetskayastraat. Net daarvoor sta ik in bewondering voor de fraaie Sint-Nikolaas kerk, ze zit afgeladen vol, honderden kopjes gaan voortdurend naar beneden en dubbel zoveel handen maken kruistekens aan de lopende band. Alle herinneringen uit Oekraïne in 2012 zijn terug. Ook het stationsgebouw is een monument dat de stad domineert. Het hoogteppunt – het fort waar de Vrede van Brest-Litovsk werd getekend in 1918 en waar bloedig werd gevochten in de tweede wereldoorlog- houd ik voor morgen, de gids vertelt dat je daar minstens vier uur voor nodig hebt. Op zoek naar een slaapplek –alle contact met Pavel is verbroken- wil ik graag nieuwe stukken van Brest verkennen. Parken, monumenten, kerken staan er genoeg en de fiets maakt me supermobiel voor dat plezier. ‘Belarus is like wonderland’, lacht de receptioniste van Hotel Bug, een plek met een ongelofelijk sociaal-realistisch interieur, het is zo vanop de communistische architectuurtekentafels ontworpen. Plannen maken is niet simpel: de fiets kan immers niet in zijn geheel mee op de trein, maar als je er het voorwiel uithaalt wel. Je moet het dan wel als handbagage opgeven. Als ik alle puzzelstukken uit dit absurdistische land samen leg denk ik: morgen vollen bak Brest bezoeken, de dag erop mijn fiets in het hotel laten en naar Minsk vroeg sporen voor een dagbezoek, de dag erop proberen met een fiets zonder voorwiel Terespol in Polen te bereiken. Het is wennen aan de geldelijke bedragen: op mijn hand schrijf ik één euro = 13.500 roebel. Voor mijn kamer betaal ik 330.000 roebel, mijn twee kopjes koffie kosten 40.000 roebel en een avondmaal, kool , een vette schnitzel en rijst en een klein blond biertje betaal ik 37.250. Dat is dus nog geen drie euro omgerekend. Een maal in een ouderwetse keuken kost dus minder dan twee mini-koffies in een hippe jazz-tent. Maandag 7 april 2014 De receptioniste –zij alweer- loodst me met de ene na de andere gouden tip door Belarus. Als ik morgen naar Minsk wil treinen kan ik me nu best reppen voor een ticket, de capaciteit van treinen van Brest naar de hoofdstad is immers problematisch. Haar man moest ooit een week geduld uitoefenen. Ik heb meer geluk: om 6u30 kan ik afreizen, vroeg genoeg voor een passage, iets meer dan flitsbezoek. Ze toont me ook de weg naar een ontbijtplek oude stijl. Met de hulp van een Siberische lerares van een jongerentaalkamp geraak ik aan koffie, er wordt een aardappelcompote in mijn bord vriendelijk doch kordaat gekwakt en twee worsten die ik niet gevraagd heb. Het Witrussisch voor seitan, tofu of fallafel is vooralsnog onbestaande. Ik baan mijn weg verder naar het fort. Ik denk dat ik een titel voor dit reisverhaal beet heb: ‘Belarus, wonderland met littekens’. Het bezoek aan het fort is wellicht het sublieme hoogtepunt van deze reis halfweg. Het centrale plein is gigantisch, het bekende beeld van een onverzettelijke soldaat is het kolossaalste wat ik ooit heb gezien. Aan een lange metalen sokkel klinkt tragische koormuziek, het roept associaties op met de filmmuziek van oude films van Sergei Eisenstein waar het Russische volk het opneemt tegen Duitse krijgers. Achter het beeld staat een kerk. Stampvol ‘staat’ ze. Alle vrouwen zonder uitzondering zijn licht gesluierd, orthodox repetitief gezang zo helder als een klaterende beek in het noorden van Lapland klinkt. Stilte. Mindfullness op zijn Witrussisch. De vrouwen van het koor zitten verscholen achter een zwart doek, de devotie is overweldigend. Uit stukken van het fort zijn grote happen stenen weggeschoten. Enkele maanden geleden liep Korneel De Rynck hier om verslag te maken voor zijn ‘Ijzeren Oogst’. De Vrede van Brest-Litovsk werd hier getekend, maar in de woelige jaren daarna zwaaiden de Polen er de scepter en vestigden hun garnizoen hier terwijl ze Belarus aan bruut tempo poloniseerden. In de tweede wereldoorlog zorgde het bekende Molotov-Von Ribbentrop-pact nauwelijks voor een pauze van het wapengekletter. Het fort kon geen weerstand bieden tegen de overmacht van een snel oprukkende en zegevierende Duitse troepenmacht. Er was voor Hitler hoogstens wat oponthoud. Pas in ’43-’44 beginnen de kansen te keren. De chaos van de tweede wereldoorlog wordt voor de Witrussen haarfijn beschreven in Wit Rusland van Geert Groot Koerkamp: “Geen land in Europa is door de tweede wereldoorlog zo genadeloos hard getroffen als Wit Rusland. De oorlog in combinatie met alle ellende van collectivisatie en repressie die daaraan voorafging, zorgde voor een trauma dat tot op de dag van vandaag in belangrijke mate het zelfbewustzijn van Wit Rusland bepaalt. Het verklaart ook mede hoe dit land kon uitgroeien tot zo ongeveer de meest loyale Sovjetrepubliek” (p.54) Belendend aan het park en het fort bevindt zich een indrukwekkend museum over de middeleeuwen. Helaas ook hier net als in het park geen enkele cyrillische letter die is omgezet naar het Engels. Een gigantisch open gat in het midden toont oude houten bewoning van duizend jaar terug. In de zijpanelen allerlei goed bewaarde relicten als speren, sieraden, handvaten voor kleine messen, metalen nagels die de balken van de woningen aan elkaar klonken … Er zijn zes personeelsleden, ik ben hier al één uur en nog steeds de enige bezoeker. Misschien de enige van de hele dag? Ik betaal 80 eurocent voor een topcollectie. De properheid van de straten en duizenden mensen die dagelijks in de weer zijn met vuilruimen, het is een cliché maar het publieke domein ligt er hier constant kraaknet bij. Er is ook opvallend veel aandacht voor kunst in diezelfde publieke ruimte. Houten mythische gebeitste figuren in het park, metalen figuratieve kunst op de Brestse ramblas aan het sportstadium. Ik passeer opnieuw het plein, steek het over, het gigantische beeld maakt onophoudelijk indruk. Het fort loopt nu voller, niet alleen gelovigen maar ook scholen op excursie, lessen over de Grote Vaderlandse geschiedenis? Ik schuifel mee aan voor het museum dat gewijd is aan de geschiedenis van het fort, gelukkig heel veel fotomateriaal want ook hier is nauwelijks één jota vertaald. Maar beelden van huilende moeders, foto’s uit 1944 als het Rode Leger arriveert en van herdenkingen met Lenin op de achtergrond spreken voor zich. Enkele duizenden foto’s later –het Museum is werkelijk zeer uitgebreid, maar bijna in alles wordt het militaire in beeld gebracht (wat niet zo vreemd is natuurlijk voor een versterkte vesting) – stap ik nietsvermoedend op een Wit Russische Lunch Garden avant la lettre. Sublieme ervaring. Er staan tientallen mensen aan te schuiven op deze eetplek dat veel weg heeft van een volkskeuken. Ik bestel rode biet, rode bietensoep met room, een yoghurtvol glas, een fruitsap met een halve sinaasappel op de bodem, iets van bladerdeeg en betaal 22.000 roebels, wat ongeveer op 1,80 euro terechtkomt. Als Brest de meest Europese stad van Belarus is, ben ik hard benieuwd naar het niet-Europese karakter van Minsk. Jonge vrouwen in smetteloos witte pakjes behandelen enkele honderden klanten in een uur tijd. De afruimsters hebben blauwe kapjes op. Ik zou een doorstart moeten maken met enkele vragen voorbij hetgene dat ik kan zien, proeven, horen, ruiken, gissen …. Hoeveel verdient de modale Wit Rus? Is het volk tevreden ? Is er ook maar iets wat de president (zoals in Oekraïne) aan het wankelen kan brengen? In welke mate is de Sociale Zekerheid hier een zekerheid? Wat is de positie van regeringsgezinde en niet-regeringsgezinde intellectuelen? Ik heb nog veel werk om dit wonderland/wonderlijke land ook maar een beetje te doorgronden. Thank’s god, it’s only Monday … Op het einde van de lange Sovjetskayastraat waarnaar Lenin vanop het Leninplein vanop een hoge sokkel de weg wijst, bots ik op de weelderige St-Simeon Orthodoxkathedraal. Aan de buitenkant lijkt het terecht zoals Bradt omschrijft op een ‘highly decorated lime green cake’. Ik vermoed dat dit voor de kerkgangers hier om dagelijkse plichtplegingen gaat: klapwiekend, hoofdbedekkend, onzelieveheervoetenkussend, de verrichtingen van elke dag. Notities nemen in een dagboek behoren voor de opzichtster niet tot de heilige handelingen, ze vraagt me mijn nota’s op te bergen. Ik gehoorzaam gedwee. Bij een vooravondlijke fietstocht, terwijl ik op zoek ben naar een sleutel 15 om mijn voorwiel te kunnen losmaken op woensdag voor de reis naar Terespol, botsen Pawel en ik warempel op elkaar. We zullen enkele uren met elkaar opschieten. Hij loodst me naar een fietswinkel en daarna gaan we naar zijn kantoor om via google translate het over zowat alles te hebben maar toch vooral over praktische zaken. Zijn Engels is minimaal, zijn Pools behoorlijk, bij mij is het omgekeerd en vaak krijgen we ook de eenvoudigste dingen niet gezegd. Eén uur later vergezelt zijn vrouw ons, een opgewekte dame, de taalproblemen blijven. Hij is beroepshalve met keramiek bezig en toont me enkele van zijn werken (onder andere op de toren van Kamienac heeft hij tal van creatieve varianten), zij is ook artieste, met wol weeft ze natuurtaferelen. Rijk worden ze er in elk geval niet van, Pavel verdient 300 dollar per maand, heeft een dochter van zeventien die in Minsk studeert en nog een dochter van twaalf thuis. Ik peil voorzichtig naar de dictatuur en de populariteit van het regime: ‘Horen, zien en zwijgen’ bootst hij de aapjes na. ‘Geen mogelijkheden voor de jongeren, oudere mensen zijn tevreden’, vat hij samen. ‘Geen persvrijheid en veel politie’, vult hij aan. Pavel en Galina hadden zondagavond pannekoeken voor me gebakken en arme Pavel was helemaal naar Kamienac gefietst, sms’en die elkaar te laat kruisten, chaos moet compleet zijn geweest. Misschien moesten mijn berichten ook via google translate en stond dit efficiënte communicatie in de weg? We focussen ons onder het motto ‘no stress’ op de ontbrekende treinticketten. Aan het internationaal loket blijkt het nu toch perfect mogelijk om een fietsbiljet te kopen voor de korte tocht naar Terespol in Polen. Ik schreef toch al ‘wonderland’ ? Dinsdag 8 april 2014 Om 6u29 neem ik de trein naar Minsk. Aan elke deur staat een beambte, soms twee. Dat zijn tien conducteurs voor één rit. Zwartrijden is hier onmogelijk. Van een overvolle trein is geen sprake, ik deel coupé 7/25 helemaal alleen. Driehonderd kilometer verder of vier uur later zullen we aankomen in de hoofdstad. De trein slingert zich door eindeloze sparren- en berkenbossen. In mijn Bradt zijn alle highlights van de stad aangeduid met de hulp van Pavel, ik moet me eigenlijk vooral op de Sovjetskayastraat en de Nemiga- en Leninastraat richten. Hun dochter van zeventien Nastja wil me zeker rondleiden. Lang en zeer interessant gesprek met Sergey en Julia Matrosova die me vergezellen in de coupé. Het vlot Engelstalige koppel komt uit Perm, een stad in de Oeral , nog 1500 km boven Moskou, twee dagen treinen van Belarus. Hij is informaticus, zij is apothekeres. Eindelijk nog eens voluit over politiek doorpraten! Ze verklaren zich niet-Poetin-gezind, maar dan wel vooral omdat er weinig Russisch geld in Rusland blijft maar via machtige vrienden van de president het land wordt uitgesluisd. Maar verrassend: net daarom hebben ze een grote bewondering voor Loekasjenko die het geld dat in Belarus wordt verdiend in zijn eigen land investeert. Over Europa zijn ze uitgesproken kritisch, bij een aantal vooronderstellingen moet ik ferm fronsen. Ze stellen ons land voor als een ‘hangmatland voor migranten van over heel de wereld’. We komen op het thema migranten en vluchtelingen als ik het over enkele verre Lokerse buren uit Ingoesjetië heb. Ik probeer nuance in te brengen en te duiden op de problemen van racisme rond tewerkstelling, kwaliteit van onderwijs en discriminatie op de woonmarkt. Dat mensen geld krijgen om ‘niets’ te doen, blijven ze eigenaardig vinden. Zowel Sergey als Julia ontkennen dat er in Rusland (of in Moskou bvb.), problemen van geweld en uitbuiting zouden zijn tussen Russen en bijvoorbeeld Kaukasiërs, of Centraal-Aziatische bevolkingsgroepen. Er is zoveel werk in Rusland dat iedereen aan de bak kan, ook in Perm leven ze in een vreedzame mix samen. Het klinkt allemaal vreemd in mijn West-Europese oren. De netheid van Wit Rusland is iets wat ze erg waarderen. En je kan hier ook zo makkelijk zaken doen. In Europa overdrijven we met de vele complexe regels die het ondernemen belemmeren. Waarom hebben jullie zoveel regels? Economisch zijn ze duidelijk eerder rechts georiënteerd, ze vinden trouwens dat ze veel te veel belastingen betalen. Zelf zijn ze nog geschokt door een recent bezoek aan Oekraïne, aan Lviv, Ivano-Frankivsk … allemaal plaatsen waar ik in 2012 was en waar nu de anarchie heerst. Ze zagen met eigen ogen dat de politie werkeloos toekeek bij brutaliteiten en dat ook in Ivano Frankivsk veertig huizen in brand werden gestoken, dat de banken er gesloten zijn en het land in een totale wetteloosheid verkeert. Het optreden van Poetin op de Krim heeft trouwens zijn populariteit opgevijzeld in Rusland. Enfin, ik zou ze graag eens in een panel zetten met Annemarie Gielen, directeur van Pax Christi Vlaanderen en Rusland-experte. Bij het afdalen van de roltrap zijn we het ook niet eens over alle heil die ze verwachten van alle superkerncentrales die ‘spotgoedkope’ elektriciteit leveren. Tsjernobyl en Fukushima lijken wel in een ander tijdperk en op een andere planeet te hebben plaatsgevonden. Wind-en zonneënergie zijn dan weer onbetaalbaar. Kernafval lijkt voor hen als probleem niet te bestaan. We gaan uit elkaar in hartelijke omstandigheden ondanks alle politieke meningsverschillen. Ik wandel door de stad en het monumentale doet me inderdaad achterover vallen. Verdwalen is onmogelijk, de centrale boulevard is de Sovjetskayastraat. Alle pleinen en straten, monumenten en parken zijn geplukt uit de grote Russische geschiedenis. Lenin is overal, maar ook Marx, Hegel, Rosa Luxemburg, Karl Liebknecht, Maxim Gorki komen in de plaatsaanduidingen voor. De boulevards zijn extreem breed, de voetpaden immens. De stad Minsk blaast me omver, misschien is dat ook de bedoeling? Het is een verademing om alle drukte van zich af te schudden op de derde verdieping van de Gum, een staatsgeleid warenhuis. De eerste etages lijken me weinig staatsgebonden, je vindt er alle prullaria en nutteloze dingen die je ook in de Veldstraat in Gent vindt. Maar hier, hier worden de appeltjes nog in kleine brokjes in een fruitjus gelegd, de rode bietjes voor dag en dauw gekookt en geraspt, de yoghurt eindelijk nog eens in een glas gegoten dat wordt afgewassen. Het is minstens vijftien jaar geleden dat ik een andere Goem frekwenteerde, die in Moskou nabij het Rode Plein. Ook toen waren de onderste etages al overgeleverd aan allerlei westerse multinationals en topmerken. Hier ben je ook even bevrijd van het voorbijrazende autoverkeer en de honderden passanten op de voetpadavenues. Niks megalomaan hier, alles prettig op mensenmaat, ik heradem de stilte, geniet van soep, van tarwe en kool. Wat ik zeker aan enkele Wit-Russische contacten in België wil vragen is of de staat hier inderdaad eigenaar is en of de vele dames die de dienst uitmaken een staatsloon krijgen? Nastja en Liza wachtten me op om 16 uur aan de ingang van de Gum. Het sms’en gaat me al goed af. Nastja is de dochter van Pavel en Galina, is zeventien jaar en volgt Akademie in Minsk. De dames die het Engels redelijk goed machtig zijn, tonen me de Kathedraal van Petrus en Paulus en daarna de Kathedraal van de Heilige Geest. We wandelen door parken, het Yanka Kupala Park en later het Gorki Park, nemen de overvolle metro, ze helpen me met de boodschappen, ik trakteer ze in de Mc Donalds (u leest dat goed, de Gum vinden ze een non-plaats, een relict uit het verleden waar ze geen voet willen binnenzetten). Over wat babbelt een vader van 44 met twee jonge gidsen in Minsk? Over toekomst, school, Loekasjenko, over kunst, over Metallica en Iron Maiden. Het wordt hard om voor zichzelf een toekomst uit te bouwen in hun land binnen de kunsten, beseffen ze. Hun leraars vinden ze wel erg inspirerend, tekenen en beeldhouwen is hun lang leven. Ik vind het haast genant om te delen dat mijn oudste zoon nu in India toeft en daarna naar Amerika trekt, hun mogelijkheden zijn zoveel beperkter. Ook financieel moeten deze meisjes weinig bokkensprongen maken. Hun droom is om in Berlijn te mogen winkelen en alles te kunnen kopen wat ze willen. Als ik steden of Amsterdam of Zagreb uitspreek kijken ze dromerig voor zich uit en herhalen de woorden alsof het Fantasialand betreft. Soms kirren ze. Na vele kilometers stappen door de stad nemen we afscheid, ze zien uit naar de komst van Korn in mei en hadden het uitzonderlijk gesloten Museum voor fijne kunsten dichtbij de Karl Marx-straat graag willen tonen. Van zodra ze kinderen hebben willen ze in Belarus blijven, maar het gebrek aan democratie onder Loekasjenko vinden ze een slechte zaak. Is dit een mogelijke Majdan-generatie zoals in Oekraïne? Het zal als het zover zou komen ook hier niet zonder slag of stoot gaan laat zich raden. Als het volk al in opstand zou komen. Oppositie wordt vooralsnog vakkundig de nek omgewrongen in Belarus. Woensdag 9 april 2014 Pavel loodst me nog langs wat onverkende plekken in de stad. Bij de platenboer slaan we nog voor enkele euro’s nog wat Wit Russische metal en volksmuziek in, didactisch materiaal voor de dia-avond op woensdag 26 november in zaal Spoele, u bent welkom! Een man met hele dikke brilglazen staart in de wachtzaal voor de trein naar Terespol naar mijn fiets. Een Witrus vraagt me hoe ik het geregeld kreeg om een fiets over de grens te krijgen. De grensbeambte kijkt secondenlang naar mijn gezicht en de foto van mijn reispas. Even dreigt het ook nu weer mis te lopen als ze de aanvankelijke afgekeurde stempel ziet. Ik geef een verkorte samenvatting van het voorval met het verzekeringspapier, een grote rode lichtbal gaat over in groen. Zonder ook maar iets van gelaatsuitdrukking bij deze haast mechanische vrouw. Boeiend personage voor een roman van Grunberg. De roman ‘Bloedgetuigen’ leest intussen als een meesterlijk epos, het commentaar van de Standaard der Letteren liegt niet. De drie verhaallijnen, één van een Vlaamse soldaat uit Ledekerke in de Poolse bossen tijdens de tweede wereldoorlog, een tweede over een Russische artieste uit kringen in Sint-Petersburg die door de Revolutie van 1917 totaal gedesoriënteerd en op de dool raakt en een derde van een jood uit Odessa die zijn bewondering voor de tsaar moet opbergen en met enkele koffers de woelige Krim verlaat en het platteland opzoekt. Ze lezen elk apart als drie ijzersterke romans, het taalgebruik is stilistisch sterk genieten en de historische achtergronden getuigen van veel kennis over de woelige twintigste eeuw. Hoed af, weeral, voor Johan de Boose hoe hij deze meesterlijke non-fictie roman aan elkaar rijgt. De trein schuifelt door de achtertuinen van Brest, links reusachtige woonkazernes, rechts braakliggend niemandsland. Heel wat uren later. De tocht naar Wlodowa loopt evenwijdig met de Wit- Russische grens. Het blijkt een zeer goede keuze om eerder op Lublin dan op Warschau te rijden. De fietstocht is honderd procent genieten. Langs een rustige weg die zich door eindeloze bossen en velden slingert is er nauwelijks autoverkeer. Een klein regenbuitje wordt afgewisseld met uren aangename zon. Tientallen ooievaars, kleine boeren, kleine traktoren, grote velden. Het is een prachtige streek, het landschap soms licht glooiend maar meestal plat. Een groep herten, de onvermijdelijke oorlogsmonumenten, kinderen die spelen Vrouwen schoffelen het veld. In een pizzatent in Wlodowa draaien ze non-stop Roy Orbison. ‘Co jest muzika Belgia’, roep ik als ze Vaya Con Dias draaien. Ik voel me de gelukkigste mens ter wereld: Wlodowa ligt op zestig kilometer van Terespol en Sobibor is nog vijftien kilometer. De charme van het stadje waar ik onbegrijpelijk genoeg niets van in mijn gids vind is een prachtige plek met een zeer interessant cultuurhistorisch aanbod. In Wlodowa staat niet alleen een prachtige Katholieke kathedraal naast een orthodoxe kerk maar ook een joodse synagoge. De sporen van de joden gaan terug naar de vijftiende eeuw. Alle monumenten zijn met steun van de Europese gemeenschap voorzien van keurig commentaar. De stad heeft een autovrije kern, een plaats om te slapen, lekker eten, ik ben redelijk uitgehongerd, er is dus geen reden om nog één kilometer verder te rijden. Er zijn oude foto’s van de gemarginaliseerde en totaal verarmde joodse gemeenschap uit de jaren dertig in het groot opgehangen. Zo moet het verdomme, wees trots op uw rijk verleden Polen en steek uw oude littekens niet weg, de H&M kan toch niet het enige speerpunt zijn in je identiteit. Ik heb een boel vragen voor de toeristische dienst morgen. Onderweg kocht ik appelen bij een boer, zijn zus woont in Gent, warme vent, zijn handen dubbel zo groot als mijn bureauklompjes, we schudden uitgebreid handen, hij stottert enorm en spreekt Duits. In een kleine winkel in Hanna kunnen ze me niet aan koffie helpen. De dorpjes hebben hier makkelijke namen: Koden, Liszna, Lack, Zukow. Geen tonggekrul. Donderdag 10 april 2014 16u35. Trein van Chelm naar Lublin. Zestig kilometer gefietst. Het bezoek aan de joodse synagoge wil ik iedereen aanraden. Het geeft een zeer fijne inkijk in het rijke joodse culturele leven van Wlodawa sinds de zestiende eeuw. De foto’s uit het interbellum geven een beeld van heel wat facetten van deze gemeenschap voor ze vernietigd werd door de nazi’s. De joden waren niet alleen religieus maar ook politiek, sociaal, cultureel en sociaal-cultureel georganiseerd. Er zijn zwartwitte foto’s van het clubbestuur van zionistische verenigingen maar ook van theaterclubs, muziekverenigingen, bijstandsinitiatieven aan arme joodse wezen. Zoals bekend gaat het in de jaren dertig flink fout en eindigt catastrofaal. Wie niet wordt weggevoerd naar het vernietigingskamp Sobibor, vijftien kilometer verderop, sterft in het ghetto. Joden uit de hele regio worden hier geconcentreerd. Van een gemeenschap van meer dan vijfduizend verschrompelen ze tot een kleine groep overlevenden in 1945 van een veertigtal mensen. De overlevenden emigreren naar Israël, de Verenigde Staten of Brazilië. Vandaag is er geen joodse gemeenschap meer in dit stadje. Er zijn verschillende zalen en de tentoonstelling die op het kamp Sobibor focust is enkel in het …. Nederlands. De wrede capriolen van de geschiedenis zorgen dat ik op 1600 kilometer van Lokeren een tentoonstelling in het Nederlands bezoek. In Sobibor werden ook 43.000 Nederlandse joden vermoord, transporten uit Westerbork. Met steun van de provincie Gelderland wordt de gruwel van het kamp gedetailleerd uiteengedaan. De laatste jaren werd heel wat opgraafwerk gedaan, honderden artefacten werden begin 2000 opgegraven. Horloges, armbanden, ringen. De opgravingen hebben nog maar een eerste fase achter de rug. Ik fiets naar het kamp, een stevige tocht door stille bossen, als ik in Sobibor passeer ligt het kamp nog tien kilometer verder, aan Sobibor Stacja. Nu worden er houten boomstammen vervoerd, tussen 1941 en 1943 werden duizenden joden, veel vrouwen en kinderen van het perron naar de gaskamers geleid. Achter aan het terrein werden ze in massagraven gedumpt. Het vuile werk werd door Oekraïense kapo’s gedaan. De tentoonstellingsborden buiten vermelden explisciet dat ook duizend polen hier vermoord werden. Anders dan in Auschwitz en Lublin ligt Sobibor ver weg van alle bewoning, het omliggende gebied is zeer dun bevolkt en wordt nu geëxploiteerd voor fietstoerisme. Er wordt ook hier aan houtkap gedaan, een gammele kar met enkele houthakkers op rijdt me voorbij. Aan het herdenkingsmonument ben ik helemaal alleen. Er zijn geen duidelijke restanten van het kamp. In 1943 vond er een opstand plaats onder de gevangenen, met 500 tot 600 vochten ze zich een weg uit het kamp. Niet veel meer dan honderd overleefden het, door de nazi’s werd een ware klopjacht gehouden op de opstandelingen. Velen werden alsnog geëxecuteerd. Na de opstand werd het kamp gesloten en alle sporen werden door de nazi’s zelf uitgewist. Eén van de bekendste kampbeulen was John Demjanjuk die op hoge leeftijd in gevangenschap in München stierf. Hij ontsprong lange tijd de dans en was als kampcommandant zwaar gevreesd. Tijdens zijn proces werd hij beschuldigd van de moor op meer dan 23.000 joden en Polen. Sobibor krijgt geen plek in mijn Michelin-gids. Onvoorstelbaar. Zijn 250.000 moorden op enkele jaren, op enkele vierkante kilometers het vermelden niet waard? De weg waar de slachtoffers passeerden naar hun gruwelijk lot werd door de Duitsers cynisch de Himmelfahrtstrasse genoemd. Onder de leugens van ‘de streek bevolken’ en ‘uit hygiënische voorzorgsmaatregelen’ werden ze in tien minuten tijd via gasinstallaties omgebracht. De kampoversten woonden vooraan, de Oekraïense ‘medewerkers’ daar achter in aparte barakken. De moordpartijen vonden achteraan het terrein plaats. Er is een herinneringsweg met honderden keien waarop herdenkingsplaatjes zijn aangebracht. De meeste in het Nederlands door kinderen of kleinkinderen. ‘Aan onze lieve opa en oma uit Amsterdam’, wordt zo herinnerd. De documentatie rond Sobibor is van een zeer degelijk nivo, veel beter dan in Treblinka. Er zijn aangrijpende laatste brieven, velen voelden dat hun einde nabij was. De angst moet onbeschrijflijk zijn geweest. Er wordt ingezoemd op de opstand, op de enkele overlevenden maar ook op het ruimere politieke kader van de nazi’s (Aktion Reinhardt, de Wannseeconferentie, de rol van Hans Frank …) krijgt ruim aandacht, alles netjes in het Pools en het Engels. Sobibor kent nog veel geheimen en hoe het echt was is niet reconstrueerbaar, een volwaardig museum verdient zeker alle steun in de toekomst. Temeer omdat verder wetenschappelijk onderzoek (waaronder verdere opgravingen) zeker het kamp verder zullen ontsluiten. Het blijft me intrigeren wat de rol en de positie van het Poolse volk geweest is in deze Holocaust? ‘Angst’ van Jan Gross zou daar meer inzicht in verschaffen mailde Pascal Verbeken enkele weken geleden. Het boek dat nog wacht op een Poolse vertaling zou nog steeds ‘zeer gevoelig’ zijn. Over Lublin schijft de gids op pagina 134: “Lublin is één van de steden waarop de nauwe banden tussen Polen en het joodse volk doorheen de eeuwen een onuitwisbare stempel hebben gedrukt. Elke steen van het historische centrum is verbonden met de herinnering aan vreedzame tijden of gruwelijke episoden.” Ik wil zeker de oude stad intrekken en er wellicht ook overnachten. Vanuit Lublin zijn er treinverbindingen naar alle grote steden in Polen. Lublin wordt ook de laatste grote stad op weg naar Oekraïne en Wit Rusland genoemd. Ik passeerde er en sliep er exact twee jaar geleden en was een half uur te laat voor een bezoek aan Majdanek waar 360.000 mensen de dood vonden. In de stad zelf zijn nog heel wat sporen van de eeuwenoude joodse aanwezigheid te vinden. De eerste kleurrijk geschilderde woonkazernes verschijnen aan de rechterkant, kort daarna ook aan de linkerkant. Mijn bezwete rug is door een overijverige chauffage op de trein opgedroogd. Het is niet moeilijk om verliefd te worden op Lublin, een flink uit de kluiten gewassen stad van 350.000 inwoners. Het gaat eigenlijk vanzelf eens je het historisch hart binnenfietst. De centrale markt (Rynek) dateert van de elfde eeuw toen Armeense, Joodse, Hongaarse, Franse en Italiaanse handelaars er hun prachtige koophuizen hadden. De gevels doen heel erg denken aan die van Warschau of Wrocklaw, maar het is minder opgekuist, afgelikt en oogt daardoor authentieker. Vanuit oude steegjes doemt plots het kasteel op dat in 1824 in neogotische stijl tot gevangenis werd omgebouwd. Het huidige kasteel rust op de middeleeuwse resten van eerdere kastelen en van de Koninklijke burcht die tussen de veertiende en de zestiende eeuw verrees. Op deze plek werd de zeer belangrijke Unie van Lublin tussen Polen en Litouwen getekend in 1569, het begin van een periode van bloei. Lublin was niet alleen economisch van groot belang maar ook cultureel: het eerste boek in het Pools werd hier uitgegeven. Ondanks latere invallen en belegeringen van Kozakken en Zweden, Habsburgers en Russen bleef Lublin een plek met een grote diversiteit van culturele invloeden. Aan die ontwikkeling kwam bruusk een einde door de verschrikkelijke tweede wereldoorlog. Majdanek grenst aan deze stad. In de Ulica Ewangelica is er een hostel, mijn kamer geeft indachtig de naam van de straat uit op een oude kerk. Ook bij schemer is de stad werkelijk prachtig. Nieuwe monumenten, kerken en standbeelden kruisen mijn pad. Er is een herdenking bezig voor de vliegtuigramp van enkele jaren geleden toen de president en 95 andere inzittenden omkwamen ter hoogte van Smolensk om het drama van Katyn te herdenken. Ik herinner me het commentaar van Johan de Boose en de uitbaatster van Post Viadrina, Maja Wolny op Radio 1 als gisteren. Ook aan de beelden van een rouwende en biddende Poolse gemeenschap in Brussel heb ik nog heldere beelden op mijn netvlies. Een groot doek op een groot plein naast een indrukwekkend standbeeld van Jozef Pilsudki te paard (die in 1918 de onafhankelijke republiek uitriep) somt alle 96 slachtoffers op. Een klein meisje zet een klein kaarsje bij de rest. Dezelfde generaal werd in mei 1926 eerste minister van oorlog, het waren opnieuw woelige jaren voor Polen. Maar was de eerste vijftig jaar van de twintigste eeuw dat niet? Met de beweging Solidarnosc in 1980 ontwaakte Polen opnieuw uit een periode van dertig jaar relatieve ‘communistische rust’. ‘Ja jestem wegetarianin’, druk ik me uit een beetje overmoedig ‘ja nie kocham mieso’, het beeldschone meisje moet lachen en stelt me voor een ‘salatka grecka’ te nemen. ‘Bardzo dobre’ complimenteer ik bij het genieten van ‘salata lodowa, ogorek zielony, pomidor, papryka, cebula czerwona, oliwki, ser feta, polane sosem vinegrat’. Ik zit weer middenin les zes van mijn eerste Poolse klasje. Dank u Izabela, ik krijg hier zelfs complimenten voor mijn uitspraak. Vrijdag 11 april 2014 Trein van Lublin over Warschau naar Torun, die me bij het lezen in de reisgids een interessantere afstapplaats lijkt dan Bydgosz, het eindstation. Veel tijd om te lezen dus, we reizen van het oosten van Polen naar het westen, Torun ligt in de regio Groot-Polen op enkele honderden kilometers van de Duitse grens. In alweer een meesterlijk hoofdstuk ben ik alweer verbluft over de Boose. Hoofdstuk acht is getiteld en houd u vast, ‘Essay van de slettenbak over het afrodisiacum van drinken, spuiten en vergieten’, op een onnavolgbare wijze reconstrueert de schrijver de jaren 1914 tot 1939 en laat de gewetenloze twintigste eeuw aan het woord. Wereldoorlog I telde volgens de Schot Ferguson 35.043.826 doden, Lenin treint met veel Duits geld naar de Oktoberrevolutie, er wordt halt gehouden in Berlijn dat in ’18 ‘net zo rijp was voor een linkse omwenteling als Petrograd enkele jaartjes eerder’. De Volkenbond passeert. Polen dat een corridor naar de zee kreeg, met Danzig als vrijstad. Etymologisch wordt het woord ‘fascisme’ ontleed en de brug naar de ranzige knokpartijen in Italië in de jaren twintig is dan een klein brugje. Onder het toeziend oog van Mussolini zullen communisten, socialisten en katholieken worden doodgeknuppeld. Ook Walter Rathenau wordt door een groezelig hoopje Versaillehaters uit de weg geruimd. Te joodslievend. De NSDAP wordt bij de Boose omgedoopt tot ‘Neusneukende Schijterige Donnerwetterse Armoedzaaierspartij’. Stalin is pokdalige Jo en wordt samengevat met wereldmacht, industrialisatie, etnische zuivering, coöperatieven, schoenendoosisme (over de woonkazernes), metro, koolmijnen en goulashkantines … Ook het bilan van Adolf Hitler wordt opgemaakt. Lees daarvoor pagina 221 tot 223. Boek te ontlenen bij ondergetekende. Het ‘vraagstuk’ van de joden wordt op pagina 226 als volgt verslaan: “Het was een kwestie van aanpassen of oprotten, maar een besneden penis, een haakneus of een haarkleur konden zich natuurlijk niet aanpassen, dus, haha, het was vooral een kwestie van oprotten, hoe sneller hoe liever. (…) De mensenzieltjes waren geobsedeerd door rassenhygiëne, niet alleen in donnerswetterland, maar ook in Finland, Zweden, Denemarken en de Verenigde Staten.” Ik was deze morgen dan toch in Majdanek, het vernietigingskamp op een boogscheut van Lublin. De dichte bewoning, de lelijke overal dezelfde uitziende baanwinkels maken plots plaats voor een desolate lege vlakte. Twee grote herdenkingsmonumenten en tientallen donkergekleurde houten barakken doen (opnieuw) naar adem happen. Deze keer is Majdanek wel open, er zijn geen bezoekers. Ik ben alleen in het Krematorium, in de slaapbarakken, in de gaskamers. Honderdduizenden vuile schoenen in metalen roosters gepropt symboliseren treffend het massale van de Holocaust, ook op deze plek. Meer dan 24.000 voornamelijk joden werden per dag ‘verwerkt’. Ook de laatste barak schokt: foto’s van Lubliners die nadat het kamp als eerste bevrijd is door het Rode Leger in 1944 met een doek voor mond en neus de plek betreden. Majdanek lag nochtans weerzinwekkend dichtbij hun eigen oorlogsjaren. Wat was het kamp voor hen in 1942, in 1943? Wat wisten ze? Praatten ze erover? Waar en met wie? Het zijn vragen die hier, met zicht op de stad Lublin extra beklemmen … Journalisten, politici, militairen van het Russische leger, ze nemen akte van de werkelijke omvang van wat hier plaatsvond. Meer foto’s. Van de mensen die het kamp overleefden maar ook van de leidinggevenden. Pijlen die de ‘aanvoer’ van gevangenen op strakke kaarten tekenen. Misschien is drie kampen op één reis wel wat veel om te kunnen vatten? Ik vergeet mijn rugzak in één van de Blocks en moet me nog flink reppen voor mijn trein. Afstappen in het prachtige en sfeervolle Torun. Daarvoor moet ik de brede Wisla over die ik in 2010 volgde van Warschau naar Krakow. Met het panorama van de oude stadswallen en de religieuze skyline op de achtergrond had ik hem nog nooit zo mooi zien stromen. In de stad is er een jaarmarkt aan de gang, je kan er over de koppen lopen. In enkele luwere straten ga ik op zoek naar het geboortehuis van de bekendste inwoner van Torun: Copernicus. Als eerste zette hij met wetenschappelijke kennis ‘de zon en de hemel stil en de aarde in beweging’ (bron: Michelingids). Zijn standbeeld bij de prachtige Rynek wijst met een vinger naar de hemel. Ook hier zijn de gevels betoverend mooi, in alle mogelijke kleuren en met de meest diverse ornamenten aangekleed. Het postkantoor uit 1881 is imposant neogotisch in een mooie rode baksteen opgetrokken. Torun was ooit een rijke handelsstad, sinds de dertiende eeuw al. Deze rijkdom straalt de historische kern nog altijd uit. Het weer is uitstekend, de kaastaart geeft me vleugels, ik waag mijn leven over 45 kilometer langs de drukke A15 richting Poznan. In Inowroclaw hou ik het voor bekeken. Langer doorrijden is een doodvonnis, trucks scheren rakelings en auto’s racen als gekken. Sofie heeft al zo veel administratie te doen, als ze nu ook nog dat overlevingspensioen moet regelen … Om 20u51 is er een snelle verbinding naar Poznan waar ik enkel nog een slaapplaats wil zoeken en me neervleien. Zaterdag 12 april 2014 De stad Poznan leek gisterenavond wel een openluchtbierfestival. Jongeren lalden en waggelden op de Rynek. Ik neem wat beelden onderweg van het monument dat herinnert aan de slachtoffers in 1956 die een eerste Pools verzet betekende in na-oorlogs communistisch Europa. Er vielen 56 doden. Berlijn ging in 1953 daaraan vooraf. De Poolse opstand is weinig bekend in het West-Europese collectieve historische geheugen in vergelijking met Hongarije in 1956 en Praag in 1968. Territoriaal beperkte de opstand zich tot Wielkopolskie, de regio van Poznan dus, zegt de rossige receptionist van mijn hostel. Het hostel valt tegen. Enkel de rossige receptionist is ok. Jongeren bedrinken zich met goedkope wodka in de gemeenschappelijke zitruimte. De oudste van een groepje schept op over een ervaring van ontzettend zware borsten bij één van zijn recente wipbeurten. Ik ben te oud voor dit publiek en deze omgeving. Midden in de nacht kwamen nog enkele meisjes giechelend binnen in onze slaapzaal die we met acht delen. Het licht gaat aan en alsof we niet bestaan zetten ze hun gesprekjes van het café verder. Ik maak me kwaad, zoveel boertigheid , of egoïsme, pure lompheid kan ik niet verdragen. Leven ze alleen op deze wereld? De ochtend maakt veel zoniet alles goed. Na het ‘nasnadania’ (ontbijt) dat ik om 6u30 in een oorverdovende stilte kan nuttigen trek ik voor de laatste uren in Polen met de fiets de stad in. Ik verval in herhaling en u zult me verwijten niet te kunnen kiezen maar deze Marktplaats is de mooiste van allemaal. Het Ratusz (Stadhuis) met zijn fraaie gevel een zoveelste kleurrijke parel. Na Lublin en Torun ben ik rotverwend. Naar Berlijn met de trein van 8u28. Ik wil een bezoek brengen aan het huis waar de Wannseeconferentie plaatsvond. Zaterdag 12 april 2014 Ook in Berlijn is het stralend weer. Een fietsriksjavervoerder leest zijn krant aan het station. De weg naar de villa van de Wannseeconferentie, vraag ik? Richting Charlottepark, de Spree een tijdje volgen, dan door de Tiergarten en je richten op het Grunewald. Het is een stevige rit van minstens twintig kilometer, maar Dietmar, een oudere Duitser met een Eddy Merckx-koersfiets neemt me gezwind mee op sleeptouw. Van het wedstrijdverloop van de Ronde van Vlaanderen krijg ik van alle laatste dertig kilometers haarfijn en deskundig commentaar. Op mijn vraag of hij kinderen heeft, deelt hij meteen zijn hele leven. Vele vrouwen heeft hij gekend maar was tegelijk zo fanatiek met fietsen bezig dat het te laat was toen hij ‘er’ nog aan wilde beginnen. Hij werkte zijn hele leven als ingenieur bij Siemens dat op zijn hoogtepunt in 1968 bijna 50.000 werknemers telde, de oude vestiging in Oostkamp is hem niet onbekend. Van de villa heeft hij nog niet veel gehoord. Dat geldt ook voor andere mensen die ik aanklamp voor de laatste kilometers, ver kan het nu niet meer zijn. Plots valt de verlossende pijl op. Deze plek wou ik al langer bezoeken. Ze staat symbool voor een verharding van de politiek van nazi-Duitsland in de definitieve oplossing van het Jodenvraagstuk. Er zijn veel elementen die me intrigeren maar de rol van Adolf Eichmann is er één van. Dat hij aanwezig was staat boven kijf maar hoe actief, hoe aanwezig, hoe belangrijk was hij? ‘De Banaliteit van het Kwaad’ van Arendt gaat diep en uitgebreid op die vragen in. Ik leg de vragen meteen voor aan Jurgen, de historicus die achter de balie zit. Het werk van Arendt is hem zeer goed bekend, en het vraagstuk van de rol van de joodse raden boeit hem ook, een ander controversieel thema waarin Arendt ongemeen scherp was voor de ‘Judenrate’. Hij geeft het voorbeeld van de rol van de joodse raden in Nederland waar je als jood via de raden zeker een gewisse dood tegemoet ging en je als vluchteling of ondergedokene een veel grotere levenskans had. De rol van Eichmann was in de voorbereiding van de Wannseeconferentie zeer groot, maar TIJDENS de konferentie eerder beperkt. Jurgen is van mening dat Arendt de rol van Eichmann nogal geminimaliseerd heeft, zijn rol was minder beduidend dan hij op zijn proces in Jeruzalem verwoordde. Hij stelde bijvoorbeeld lijsten op van aantallen joden uit landen in Europa die moesten ‘opgelost’ worden. Ook was hij volgens de historicus waarmee ik nu echt in een gepassioneerd gesprek ben verzeild geraakt op nivo van de kampen wel degelijk van dichtbij en met zijn eigen ogen getuige van het proces van het moorden. Er zijn veertien zalen in de villa. Het waren joodse overlevenden die pas in de jaren tachtig een politieke doorbraak konden forceren om de villa als ‘Herinnneringsmonument aan de Holocaust’ in te richten. Terecht naar mijn bescheiden en nietswegende mening: deze conferentie was geen voetnoot in de geschiedenis maar vanuit politiek en administratief oogpunt één van de gitzwartste bladzijden uit de geschiedenis van de twintigste eeuw. Ik concentreer me vooral op de rechterkant van de zalen waar de aanwezigen aan de conferentie op 20 januari 1942 gedocumenteerd volgens rang en stand en belangrijkheid (Eichmann staat onderaan de tabel) worden getoond en vooral zaal elf over de rol van de joodse raden. Er is aangrijpend beeldmateriaal over de getto’s van Warschau en Theresienstad. Er zijn citaten van Primo Levi die Auschwitz overleefde en later ‘Is dit een mens?’ schreef. Ze maken stil. Er zijn ook citaten van dochters en zonen van daders die een hoge positie hadden in de partij-top. Die van Ulrike Krüger bijvoorbeeld, dochter van Wolfram Sievers, directeur van de ‘Onderzoeksinstelling Duits erfgoed der voorvaderen van de SS’: “Ja, de schuld van mijn vader hoort bij mijn leven. Ik leef en daarom heb ik een verantwoordelijkheid. Ik kan dat alleen uithouden, door bereid te zijn mezelf elke keer opnieuw met dit verleden te confronteren en daarmee deze verschrikkelijke gebeurtenissen ernstig op te vatten. Het gaat om levens die zijn ontnomen in fysieke en psychische zin. Het is een uitdaging voor me om dit bewustzijn in mijn alledaagse leven om te zetten en te proberen in verzet te komen tegen vooroordelen, verachting en de vernietiging van menselijkheid.” Ik herinner me een beklijvende documentaire op Canvas met kleinkinderen van Höss en Göring. Ik schaf me een uitgebreide Nederlandstalige brochure over de ‘Wannseeconferentie en de volkerenmoord op de Europese joden’ aan en prijs me gelukkig met zoveel achtergrondsdocumentatie. Ik fiets terug na een broodje met camenbert naar ‘die Mitte’. Zondag 13 april 2014 Heerlijke dag in Berlijn doorgebracht. Terugfietsen naar Mitte is een fluitje van een cent. Berlijn is ontzettend groen, immense parken en dierentuinen en speelpleinen zijn in de stad geïntegreerd. Ik zou dagen kunnen rondslenteren, zeker in wijken als Shönberg en Tempelhof. In enkele buurten wordt meer Turks dan Duits gesproken, de cafébaas kan niet teruggeven op een briefje van vijftig en trakteert de koffie. Voor fietsers is dit een behoorlijk paradijs, misschien niet Kopenhagen maar het gaat toch redelijk in die richting. Tweewielers kom je dan ook veel tegen. Als bij toeval bots ik op de immense open vlakte van de vroegere luchthaven. Het terrein is deels ingepalmd door stadslandbouwers. Mijn aandacht staat op scherp. Enkele jaren geleden vroeg de stad naar voorstellen voor een creatieve invulling bij de Berlijners voor dit immense plein. Het is een transitieplek ‘pur sang’ geworden. Vooral de ‘urban gardening’ is een stuk waar het gonst van de creativiteit. Zeer verschillende gebruikers kweken er groenten in bakken, hebben met paletten de meest maffe constructies gebouwd, zitbanken en opberghokken bijvoorbeeld. Je kan hier eindeloos fotograferen. Even verderop vinden regelmatig educatieve workshops voor kinderen in verband met groenten kweken en natuur plaats. Er is een aparte hondenweide, het grootste stuk ligt braak, fauna en flora krijgen daar vrij spel. Een zone voor barbecue is afgebakend, jongeren zitten er in groepjes van dertig samen, luisteren naar jazz en geven wijnflessen door. Een familie Aziaten bakt ook haar worsten op het vuur. Kinderen rennen, fietsen, geen auto heeft hier toegang. De percelen om te tuinieren worden via de stad aangevraagd, een tweehonderdtal mensen doen dat, zo’n duizend gebruikers schat een meisje dat ik op een spervuur van vragen onderwerp. Er hangen ook dreigende wolken boven dit terrein. Op een deel hebben projectontwikkelaars hun zinnen gezet. Een referendum op 25 mei is van levensbelang: er moeten 750.000 (!) ja-stemmers gevonden worden zodat het terrein zijn creatieve, anarchistische en vrije functie kan behouden. Een Duitser met Spaanse roots roept op om van dit democratisch recht gebruik te maken en deelt flyers uit. In plaats van Totnes hadden we met de transitie-ambassadeurs evengoed naar hier kunnen komen. Een caravan, helaas zijn de ruiten ingeslaan, is een uitvalsbasis voor fietsreparaties en allerlei workshops rond fietsen. Ik kan hier blijven mensen uitvragen en foto’s nemen. Via het alweer immense Volkspark Hasenheide steek ik de rivier de Spree over en neem mijn intrek in de Karl Marx-allee in hostel Rixpack, een bed voor twintig euro, ik deel de kamer met enkele Sloveense jongens. De receptionist is Serviër, zijn collega is Viëtnamees, buiten kirren Italiaanse meisjes. Ook de Karl Marx-allee is een superdiverse straat, ik kies voor een vegetarische noedelschotel in een Viëtnamese tent. De nacht is kort, het lawaai verstilt pas laat, een prijs voor een goedkoop bed die je cash betaalt. Bij een snel Turks ontbijt op weg naar Berlijn Hauptbahnhof passeren laatste feestgangers. Rudy, een jonge kerel, zijn vader doet triathlons komt erbij zitten. Hij versierde een meisje, weet niet of hij ze ooit terugziet. In zijn vrije tijd gaat hij op zoek naar oude fietskaders die worden achtergelaten in de stad. Hij pimpt ze op, verkoopt ze daarna aan vrienden. Ik kan hier uren aan de praat blijven, mijn volgepakte Oxford heeft een grote aantrekkingskracht om een praatje te maken blijkbaar. Rudy zegt het op den duur zelf: ‘Sie mussen gehen, Ihre Frau und Kinder warten’ (je zou beter gaan, je vrouw en kinderen wachten op je). Stefaan Segaert, maandag 14 april 2014

21 views
bottom of page